Kennisgeving opmaken

De plan-MER-procedure begint met het opmaken van een kennisgeving die door de initiatiefnemer ingediend wordt bij het Team Mer.

De kennisgeving omvat (cf. art. 4.2.8§1 DABM) ten minste:

  • een beschrijving en verduidelijking van de intenties inzake het voorgenomen plan of programma en een afbakening van het gebied waarop het plan of programma betrekking heeft;
  • in voorkomend geval een afschrift van het ontwerpplan of -programma en een verwijzing naar de besluitvormingsprocedure die ervoor van toepassing is;
  • in voorkomend geval de gegevens die de administratie nodig heeft voor het aanvangen van de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling;
  • in voorkomend geval de relevante gegevens uit vorige rapportages en uit de goedgekeurde rapporten die daaruit zijn voortgekomen;
  • een voorstel van reikwijdte en detailleringsniveau van het plan-MER;
  • een document waarin de inhoudelijke aanpak, met inbegrip van de methodologie, van het plan-MER wordt voorgesteld, waarbij wordt gesteund op de gegevens vermeld in punt 5° en het MER-richtlijnenboek;
  • een beknopte beschrijving van de alternatieven voor het ontwerpplan of programma of voor onderdelen ervan, die de initiatiefnemer heeft overwogen en, bondig weergegeven, zijn bedenkingen over de voor en nadelen van de verschillende alternatieven;
  • de relevante gegevens over de voorgestelde erkende MER-coördinator en het voorgestelde team van MER-deskundigen, vermeld in artikel 4.2.9, en de taakverdeling tussen de deskundigen;
  • in voorkomend geval de gronden voor de vraag tot onttrekking aan bekendmaking en ter inzagelegging van de kennisgeving of aangeduide delen ervan.

Na het ontvangen van de kennisgeving onderzoekt het Team Mer of deze volledig is en betekent ze haar beslissing binnen een termijn van 20 dagen na ontvangst van de kennisgeving.

Het Team Mer legt de volledig verklaarde kennisgeving onmiddellijk via haar website ter inzage (art. 4.2.8, §3 DABM en art. 7 plan-m.e.r.-besluit) en doet een gepaste aankondiging in ten minste één krant of in het gemeentelijk infoblad van de gemeente(n) uit het studiegebied over de terinzagelegging. De gemeenten uit het studiegebied leggen deze kennisgeving ook ter inzage van het publiek. Op deze kennisgeving kunnen de burgers reageren. Door nuttige inspraakreacties van het publiek kan het onderzoek voor het MER inhoudelijk bijgestuurd worden. De terinzagelegging duurt 30 dagen, of 60 dagen bij grensoverschrijdende effecten. Na de terinzagelegging bezorgt de gemeente de inspraak van het publiek en zijn eigen opmerkingen aan het Team Mer.

Het Team Mer bezorgt de kennisgeving tegelijk ook aan de relevante adviesinstanties.

De initiatiefnemer kan er ook voor kiezen de kennisgeving reeds verder inhoudelijk uit te werken, tot op het niveau van een 'ontwerptekst'.

Richtlijnen schrijven

In de praktijk gaat aan de beslissing over de inhoudsafbakening (de richtlijnen) meestal een 'richtlijnenvergadering' vooraf. Voor deze vergadering worden de adviesinstanties, gemeenten, provincies, initiatiefnemers en de opstellers van het MER uitgenodigd. De deelnemers aan de vergadering kunnen hun advies en standpunt verduidelijken. Dit bevordert de consensus tussen de verschillende partijen (met betrekking tot bv. de te onderzoeken effecten) en helpt het Team Mer bij het formuleren van goed onderbouwde bijzondere richtlijnen.

De term 'bijzondere richtlijnen' komt uit art. 4.2.8, §6 van het DABM. De regelgeving spreekt over 'bijzondere richtlijnen' om het onderscheid te maken met de richtlijnenboeken. In deze paragraaf wordt verder de term 'richtlijnen' gebruikt, in overeenstemming met de m.e.r.-praktijk.

Het Team Mer stelt de richtlijnen op binnen de 20 dagen na het einde van de terinzagelegging en bezorgt ze aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen.

De richtlijnen van het Team Mer hebben betrekking op:

  • de inhoud van het plan-MER en de inhoudelijke aanpak van de rapportage, met inbegrip van de methodologie;
  • de bijzondere richtlijnen voor het opstellen van het plan-MER; en
  • de aanstelling van de opstellers van het MER.

Het Team Mer houdt bij haar beslissing over de inhoud van de richtlijnen rekening met de relevantie van de milieueffecten en de ingesproken opmerkingen en commentaren van de adviesinstanties en het publiek, in het bijzonder deze die handelen over te onderzoeken effecten, alternatieven of maatregelen.

Uitvoeringsfase van het MER

Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van medewerkers het MER op onder leiding van een erkende MER-coördinator. Dit gebeurt in overeenstemming met de MER-richtlijnenboeken, de voorstellen uit de kennisgeving, de opgelegde inhoudsafbakening, de richtlijnen en in voorkomend geval de aanvullende bijzondere richtlijnen.

In de praktijk vindt op het einde van deze periode doorgaans een ontwerptekstvergadering plaats. Tijdens deze vergadering, waarop adviesinstanties, gemeenten, provincies, initiatiefnemers en de opstellers van het MER worden uitgenodigd, wordt de tekst besproken en getoetst aan het reeds beantwoorden aan de richtlijnen. Het Team Mer beslist daarbij welke opmerkingen in het MER moeten verwerkt worden. Het verslag van de ontwerptekstbespreking bevat een overzicht van alle belangrijke opmerkingen en van hoe ermee dient omgegaan te worden.

Het plan-MER moet ten minste de volgende gegevens bevatten (cf. art. 4.2.8 §1bis DABM):

  1. een schets van de inhoud, een omschrijving van de voornaamste doelstellingen van het plan of van het programma en het verband met andere relevante plannen en programma's;
  2. de relevante aspecten van de bestaande situatie van het milieu en de mogelijke ontwikkeling ervan als het plan of het programma niet wordt uitgevoerd;
  3. de milieukenmerken van de gebieden, waar voor de gevolgen aanzienlijk kunnen zijn;
  4. alle bestaande milieuproblemen die relevant zijn voor het plan of programma, met inbegrip van met name milieuproblemen in gebieden die vanuit milieuoogpunt van bijzonder belang zijn, zoals gebieden die overeenkomstig Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG zijn aangewezen;
  5. de relevante doelstellingen inzake milieubescherming en de wijze waarop rekening wordt gehouden met die doelstellingen en de milieuoverwegingen bij de voorbereiding van het plan of programma;
  6. een beschrijving en onderbouwde beoordeling van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het plan of programma en van de onderzochte redelijke alternatieven op of inzake, in voorkomend geval, de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap, de mobiliteit, en de samenhang tussen de genoemde factoren; deze beschrijving van de milieueffecten omvat de directe, en in voorkomend geval de indirecte, secundaire, cumulatieve en synergetische effecten, permanent en tijdelijk, positief en negatief, op korte, middellange en lange termijn van het plan of programma; de beoordeling van de aanzienlijke milieueffecten gebeurt onder meer in het licht van de overeenkomstig hoofdstuk II van titel II van dit decreet vastgestelde milieukwaliteitsnormen;
  7. de maatregelen om aanzienlijke negatieve milieueffecten op het milieu als gevolg van de uitvoering van het plan of programma te voorkomen, te beperken of zoveel mogelijk teniet te doen;
  8. een schets met opgave van de redenen voor de selectie van de onderzochte alternatieven en een omschrijving van de wijze waarop de evaluatie is doorgevoerd, met inbegrip van de moeilijkheden ondervonden bij het inzamelen van de vereiste gegevens, zoals technische tekortkomingen of gebrek aan kennis;
  9. een omschrijving van de monitoringmaatregelen;
  10. een niet-technische samenvatting van gegevens, vermeld in punt a) tot en met punt i);
  11. de nuttige informatie over de milieueffecten van de plannen en programma's die op andere besluitvormingsniveaus of krachtens andere wetgevingen ingewonnen wordt, kan worden gebruikt om de gegevens, vermeld in punt a) tot en met i), te verstrekken.

Openbaar onderzoek van het plan en ontwerp-MER

De initiatiefnemer bezorgt, als dat nodig is, het ontwerp van plan samen met het ontwerp van plan-MER en de bijzondere richtlijnen aan het college van burgemeester en schepenen van elke gemeente waarvoor het ontwerp van plan of programma relevant is (cf. art 4.2.11, §1 DABM) . Die gemeenten organiseren een openbaar onderzoek dat minstens zestig dagen duurt. Als al op basis van andere toepasselijke wetgeving een openbaar onderzoek moet worden georganiseerd, gelden de procedureregels van die wetgeving voor het openbaar onderzoek. Het openbaar onderzoek vindt in elk geval plaats vóór het plan of programma wordt vastgesteld of aan de wetgevingsprocedure wordt onderworpen.

Opmerkingen worden schriftelijk bij het college van burgemeester en schepenen ingediend vóór het einde van de termijn van het openbaar onderzoek. Ze worden gevoegd bij het proces-verbaal tot sluiting van het openbaar onderzoek, dat binnen veertien dagen na de sluiting ervan door het college van burgemeester en schepenen wordt opgesteld. Het college van burgemeester en schepenen stuurt de opmerkingen en het proces-verbaal tot sluiting van het openbaar onderzoek binnen dertig dagen na de sluiting naar de initiatiefnemer.

Tijdens dit openbaar onderzoek wordt door de initiatiefnemer ook advies gevraagd aan de reeds eerder geraadpleegde instanties. De adviezen moeten binnen vijfenveertig dagen na de adviesaanvraag worden bezorgd aan de initiatiefnemer. Als er sprake is van grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten als vermeld in het tweede lid, wordt de termijn met zestig dagen verlengd.

Het definitieve plan-MER

De initiatiefnemer bezorgt de opmerkingen en adviezen uit het openbaar onderzoek en het voltooide plan-MER aan het Team Mer. Het Team Mer gaat na of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen en de methodiek uit de kennisgeving en houdt ook rekening met de opmerkingen en de adviezen uit het openbaar onderzoek.

Het Team Mer beslist uiterlijk voor de definitieve vaststelling van het plan over de goedkeuring of afkeuring van het plan-MER. Ze betekent die beslissing onverwijld aan de initiatiefnemer en de geraadpleegde administraties, instanties, autoriteiten van lidstaten, verdragspartijen of gewesten. In geval van afkeuring geeft ze aan waar het plan-MER tekortschiet.


  • Geen labels