Bij het bepalen welke rubriek van het project-m.e.r.-besluit van toepassing is, kan het schema hieronder erbij genomen worden.


Bijlage I, rubriek 23

Het opstellen van een project-MER is bijvoorbeeld in de volgende gevallen verplicht zonder mogelijkheid tot het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting:

  • nieuwe ontginningen van oppervlaktedelfstoffen of grind met een terreinoppervlakte van meer dan 10 ha of nieuwe turfwinningen met een terreinoppervlakte van meer dan 150 ha;
  • uitbreiding van bestaande ontginningen van oppervlaktedelfstoffen of grind met een terreinoppervlakte van meer dan 10 ha of uitbreiding van bestaande turfwinningen met een terreinoppervlakte van meer dan 150 ha.

Een vergunningsaanvraag voor een ontginning met een terreinoppervlakte van meer dan 10 hectare (voor ontginning van oppervlaktedelfstoffen of grind) of 150 hectare (voor turfwinningen) wordt dus noodzakelijkerwijze voorafgegaan door een project-MER-procedure.

Inzake de inhoudelijke vereisten van een project-MER voor een ontginningsproject wordt verwezen naar het Richtlijnenboek ontginningen.

Bijlage II, rubriek 2a

Wanneer de drempels  van rubriek 23 van bijlage I niet overschreden worden, maar wel deze van bijlage II, rubriek 2a, dan moet ofwel een project-MER opgemaakt worden ofwel kan  een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting ingediend worden bij het Team Mer.

Wanneer dus de ontginbare oppervlakte groter is dan 10 ha, maar de te ontginnen oppervlakte waarvoor een vergunningsaanvraag wordt ingediend kleiner is dan 10 ha, is rubriek 2a van toepassing: er moet een project-MER opgemaakt worden of er kan een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de MER-plicht ingediend worden bij het Team Mer.

Een voorbeeld ter verduidelijking:

Een ontginner wenst een oppervlakte van 4 ha te ontginnen, waarvan 3,5 ha effectief en 0,5 ha bufferstroken. Het ontginningsgebied volgens het gewestplan waarin deze zone gelegen is, heeft een grootte van 15,5 ha, waarvan 4 ha reeds in het verleden ontgonnen werd. 7,5 ha zou  in de toekomst nog ontgonnen kunnen worden. 

‘ontginbare oppervlakte’ = 4  ha + 7,5 ha = 11,5 ha

Hiervoor kan een ontheffingsdossier opgemaakt worden. Dit project wordt beschouwd als een bijlage II-project, aangezien de aangevraagde ontginning  (4 ha) kleiner is dan 10 ha (grenswaarde bijlage I), maar wel gelegen is in een ontginningsgebied met een ontginbare oppervlakte van 11,5 ha (grenswaarde bijlage II).

Inzake de inhoudelijke vereisten van een project-MER of ontheffingsdossier voor een ontginningsproject wordt verwezen naar het Richtlijnenboek ontginningen.

Bijlage III, rubriek 2a

Als de drempels van bijlage I of II van het project-m.e.r.-besluit niet overschreden worden, dan moet bij de vergunningsaanvraag een project-m.e.r.-screening ingevuld worden ofwel een goedgekeurd project-MER toegevoegd.

Dit komt ondermeer voor in de volgende gevallen:

  • ontginningen met een te vergunnen oppervlakte kleiner dan 10 ha, gelegen in ontginningsgebieden met een ontginbare oppervlakte kleiner dan 10 ha;
  • ontginningen met een te vergunnen oppervlakte kleiner dan 10 ha, gelegen in ontginningsgebieden groter dan 10 ha, waar de ontginbare oppervlakte (door ontginningen in het verleden) kleiner is dan 10 ha.


Wat valt onder de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken

Naast de rubrieken die specifiek betrekking hebben op ontginningen bestaan er in bijlage I, II en III  ook rubrieken die betrekking hebben op wijzings- en uitbreidingsprojecten, namelijk rubriek 28  van bijlage I en rubriek 13 van bijlage II en III. Wanneer een project onder een basis m.e.r.-rubriek of onder een wijzigings- of uitbreidingsrubriek valt, wordt toegelicht in de aparte handleiding inzake de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken.

Specifiek voor de rubrieken m.b.t. ontginningen kunnen onder andere de hierna opgesomde veranderingen als een wijziging of uitbreiding worden beschouwd:

  • uitbreidingen in terrein- of ontginbare oppervlakte van een bestaande ontginning;
  • wijzigingen van de diepte van de ontginning.

Zowel bij uitbreidingen in de terrein- of ontginbare oppervlakte van bestaande ontginningen als bij wijzigingen in de ontgravingsdiepte zal het project ook steeds rechtstreeks onder de ontginningsrubrieken van bijlage I, II of III vallen. Er moet dus systematisch nagegaan worden of respectievelijk bijlage I, II of III van toepassing is, rekening houdend met de terrein- en ontginbare oppervlakte.

Met betrekking tot die uitbreidingen in de ontginbare oppervlakte van bestaande ontginningen wordt net zoals onder punt 3  benadrukt dat hierbij geen rekening gehouden wordt met de eigendomssituatie van de percelen. Dit betekent dat ook moet rekening gehouden worden met die percelen binnen het ontginningsgebied van andere initiatiefnemers of exploitanten bij het bepalen van de ontginbare oppervlakte. Dit omdat er sprake is van een duidelijke ‘link’ zoals bepaald in de handleiding inzake wijzigings- en uitbreidingsrubrieken doordat: 

  • beide projecten zich in hetzelfde ontginningsgebied bevinden;
  • de ruimtelijke afstand tussen beide projecten beperkt is (of beide projecten sluiten op elkaar aan);
  • beide projecten soortgelijk zijn en dezelfde doelstelling hebben.


Bij ontginningen worden daarentegen onder andere de hiernavermelde activiteiten niet als een wijziging of uitbreiding beschouwd van de m.e.r.-rubrieken 23 en 2,a) van respectievelijk bijlage I en bijlage II en III:

  • het aanleggen van geluidsbermen;
  • het opvullen van reeds ontgonnen groevedelen voor de afwerking in functie van de nabestemming (opvulling in functie van de nabestemming dient hoewel dit niet leidt tot een m.e.r.-plicht wel een onderdeel te zijn van het onderzoek in een milieueffectrapportage);
  • uitgravingen in het kader van natuurcompensaties (niet gelegen in een ontginningsgebied volgens de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen) – let wel: natuurcompensaties kunnen ook andere maatregelen bevatten die mogelijk wel m.e.r.-plichtig zijn volgens andere m.e.r.-rubrieken.





  • Geen labels