Bijlage I, rubriek 15

Wanneer de drempel van rubriek 15 van bijlage I overschreden wordt, is het opstellen van een project-MER noodzakelijk, zonder de mogelijkheid tot ontheffing.

Dit betekent in de praktijk dat in geval een vergunning zal worden aangevraagd voor een grondwaterwinning met een jaarlijks onttrokken volume van 10 miljoen m³ of meer, een MER dient opgesteld te worden. Deze activiteit valt onder o.a. de subrubriek 53.9. van bijlage I van VLAREM I (meestal dubbele rubricering met 53.7 of 53.8 en daarnaast ook 53.11).

Ingeval men een bestaande waterwinning wenst uit te breiden met een jaarlijks onttrokken volume van 10 miljoen m³ of meer, dient ook een MER opgesteld te worden.

Voor het kunstmatig aanvullen van grondwater dient een MER opgesteld te worden ingeval een vergunning zal worden aangevraagd met 10 miljoen m³ of meer. Deze activiteit valt volgens VLAREM onder subrubriek 54.3.

In geval voor een bestaand bijlage I project een hervergunning nodig is, eventueel met wijziging met het reeds vergunde debiet, is rubriek 15 van bijlage I van toepassing en dient een MER opgesteld te worden.

Voorbeeld

De bouw van oppompingsinfrastructuur die ervoor zorgt dat er jaarlijks 11,3 miljoen m3 grondwater wordt opgepompt voor de productie van drinkwater, valt onder rubriek 15 van bijlage I van het project-m.e.r.-besluit en onder rubrieken 53.7, 53.9 en 53.11 (lid 1 of 2, afhankelijk van de ligging) van VLAREM.

Bijlage II, rubriek 10o

Wordt de drempel van de hierboven vermelde bijlage I-rubriek, nl. rubriek 15, niet overschreden maar wel die van rubriek 10o van bijlage II, dan kan er een verzoek tot ontheffing van de verplichting tot het opmaken van een project-MER ingediend worden bij het Team Omgevingseffecten als kan aangetoond worden dat het project geen aanzienlijke milieueffecten kan veroorzaken of indien er reeds in het verleden een project-MER of plan-MER werd opgesteld waarbij al de milieueffecten reeds werden onderzocht. Zie artikel 4.3.3 DABM. Het Team Omgevingseffecten beslist geval per geval of dit wordt toegekend. De initiatiefnemer kan ook meteen tot de onmiddellijke opmaak van een project-MER overgaan.

Indien voor een bestaand bijlage II-project een hernieuwing van de vergunning nodig is (eventueel met een wijziging van het debiet), is rubriek 10,o) van toepassing en dient minstens een verzoek tot ontheffing van de verplichting tot het opmaken van een project-MER ingediend te worden bij het Team Omgevingseffecten.

Indien bij projecten met een debiet van meer dan 1000 m³ per dag die een aanzienlijke invloed kunnen hebben op duingebied of een speciale beschermingszone, uit de passende beoordeling volgt dat er geen betekenisvolle effecten zich voordoen, is dit geen reden om deze rubriek niet van toepassing te laten zijn. De informatie uit de passende beoordeling moet in dat geval gebruikt worden in de ontheffing ter onderbouwing van de niet aanzienlijke effecten.  

Voorbeelden

  • De aanleg van 11 productieputten in het kader van een openbare watervoorziening met een te vergunnen debiet van 8.000.000 m³/jaar of 12.000 m³/dag valt onder rubriek 10,o) van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit.
  • Het hervergunnen van 5 productieputten gebruikt door een voedingsbedrijf met een op te pompen debiet van 1.440 m³/dag waarvan 1 put gelegen is in een speciale beschermingszone (SBZ), valt onder rubriek 10,o) van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit aangezien 1 put in een SBZ ligt.
  • Een tijdelijke bemaling i.f.v. de realisatie van een woonzorgcentrum waarbij het bemalingsdebiet 2.600 m³ /dag bedraagt, valt onder rubriek 10,o) van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit.
  • Voor de bemaling van een bouwput ten behoeve van een aardgasleiding zal 1.200 m³/dag grondwater worden onttrokken waarbij de bouwput in de onmiddellijke nabijheid van een beschermd duingebied gelegen is en hierop een mogelijke aanzienlijke negatieve invloed niet op voorhand kan uitgesloten worden. Deze bemaling valt onder rubriek 10,o) van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit.
  • Een bedrijf wenst regenwater terug in de bodem te injecteren (directe aanvulling) via ‘zandpalen’ waardoor het grondwater op directe wijze wordt aangevuld. Het gaat over 617 zandpalen waarmee per dag maximaal 6 m³ water kan ingebracht worden. Deze hoeveelheid wordt enkel bereikt bij hevige regenbuien. Dit zorgt voor een maximaal debiet van 3.702 m³/dag (617 x 6 m³). De drempel van 2.500 m³/dag wordt overschreden en hierdoor valt de activiteit onder rubriek 10,o) van bijlage II van het project-m.e.r.-besluit.
  • Bij werkzaamheden voor de aanleg van een dok is drainage noodzakelijk. Dit zal gebeuren via retourbemaling. Er wordt dagelijks 4.000 m³ water onttrokken waarvan 3.500 m³ niet verontreinigd en onbehandeld water terug wordt ingebracht in dezelfde watervoerende laag. Dit wordt aanzien als het onttrekken van grondwater (ondanks het feit dat het merendeel van het opgepompte water terug wordt ingebracht) en niet als kunstmatige aanvulling. Aangezien er netto 500 m³ onttrokken wordt, valt deze activiteit niet onder bijlage II van het project-m.e.r.-besluit. Het betreft echter wel een grondwateronttrekking waarbij bijlage III van het project-m.e.r.-besluit van toepassing is (indien er geen negatief aanzienlijke impact is op een SBZ of een beschermd duinengebied).
  • Bij de aanleg van een nieuwe weg wordt dagelijks 5.000 m³ grondwater opgepompt. Hiervan gaat er via de techniek van retourbemaling op dagelijkse basis 4.000 m³ niet verontreinigd en onbehandeld water terug in dezelfde watervoerende laag. Bijgevolg gaat het om een netto onttrekking van 1.000 m³/dag. Zoals hierboven reeds gesteld, gaat het hier niet om een kunstmatige aanvulling van grondwater. Het betreft echter wel een grondwateronttrekking waarbij bijlage III van toepassing is (indien er geen negatief aanzienlijke impact is op een SBZ of een beschermd duinengebied).

Bijlage III, rubriek 10j

Wanneer het voorgenomen project vergunningsplichtig is, en volgens hoofdstuk 3 als onttrekking of kunstmatige aanvulling van grondwater beschouwd wordt maar de drempels van de bovenvermelde bijlage I of II rubrieken niet overschrijdt, dan moet minstens een project-m.e.r.-screening gebeuren. Indien hieruit blijkt dat er aanzienlijke milieueffecten zullen zijn, kan de vergunningverlenende overheid beslissen dat er een project-MER dient opgemaakt te worden.

Indien voor een bestaand bijlage III-project een hervergunning nodig is (eventueel met een wijziging van het debiet) is rubriek 10j van toepassing en dient een project-m.e.r.-screening ingediend te worden.

Voorbeelden:

  • Bemalingswerken i.f.v. de aanleg van een tunnel, waarbij dagelijks 550 m3 grondwater wordt opgepompt gedurende 30 dagen en waarbij de tunnel zich 7 m onder het huidige maaiveld zal bevinden valt onder rubriek 10j van bijlage III van het project-m.e.r.-besluit.
  • Een grondwaterwinning voor een veeteelt- of glastuinbouwbedrijf waarbij er jaarlijks minder dan 5.000 m³ wordt opgepompt (en alle putten een diepte hebben die kleiner of gelijk is aan het locatie specifieke dieptecriterium zoals weergegeven op de kaart in bijlage 2ter van VLAREM I), behoeft geen project-m.e.r.-screening aangezien er geen vergunning van klasse 1 of 2 nodig is voor deze activiteit.

De wijzigings- en uitbreidingsrubrieken

Indien projecten m.b.t. het onttrekken of aanvullen van grondwater niet onder één van de bovengenoemde rubrieken vallen, vereist het project nog een aftoetsing aan de algemene wijzigings- en uitbreidingsrubrieken (W/U-rubrieken). Zowel in bijlage I, II als III is een W/U-rubriek voorzien. Die W/U-rubrieken worden hieronder opgesomd en toegelicht.

 Er is sprake van wijzigingen en/of uitbreidingen van projecten inzake het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater als aan beide voorwaarden is voldaan: 

  1. Er is een link met een bestaand project inzake het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater. Deze link kan zich o.a. op de volgende manier uiten:

- Een grondwaterwinning wordt uitgebreid met een aantal winningsputten, die ruimtelijk aansluiten bij de bestaande winningsputten.

- Indien een bestaande winning wordt uitgebreid door het aanboren van een andere watervoerende laag.

Een nieuwe onttrekking of aanvulling van het grondwater op een watervoerende laag waarop reeds andere vergunde activiteiten actief zijn, wordt niet beschouwd als wijziging/uitbreiding zolang het gaat over een nieuwe vergunningsaanvraag en nieuwe initiatiefnemer/exploitant. Het onderstaande voorbeeld geeft aan dat er geen link is waardoor de wijzigings-/uitbreidingsrubrieken niet van toepassing zijn. Wél kan de activiteit in het voorbeeld project-m.e.r.-plichtig zijn omwille van het van toepassing zijn van een projectspecifieke rubriek rond het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater (rubrieken I,15, II,10o of III,10j).

Voorbeeld: een industrieel bedrijf wenst een grondwaterwinning aan te vragen die in de onmiddellijke omgeving van een bestaande drinkwaterwinning (openbare nutsvoorziening) is gesitueerd. Hierbij is geen link zoals in punt 1 bedoeld wordt. 

EN

2. Er kan een intensiteitsverandering (in de praktijk: meestal verhoging) van het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater plaatsvinden. Deze intensiteitsverandering heeft enkel betrekking op een wijziging van het volume/debiet. Een intensiteitswijziging is immers afhankelijk van het gehanteerde criterium in de betreffende rubriek. Bij het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater is het criterium het vergunde debiet.

Dit betekent dat een verandering van het aantal, de diepte of de locatie van onttrekkingsputten geen ‘wijziging’ is indien deze niet gepaard gaat met een debietswijziging.

Opgelet: indien een bestaande winningsput verplaatst wordt en hiervoor een vergunning vereist is, wordt dit als een nieuw project beschouwd en moet dit project nog wel getoetst worden aan de project-specifieke m.e.r.-rubrieken rond het onttrekken en kunstmatig aanvullen van grondwater.

De volgende voorbeelden van veranderingen of aanpassingen zijn evenmin wijzigingen of uitbreidingen te noemen en hoeven dus ook niet afgetoetst te worden aan de rubrieken I, 28; II,13 of III,13:

  • het bijbouwen van een onthardingsinstallatie;
  • de vervanging van een bestaand gebouw voor een grondwaterwinning;
  • het installeren van een behandelingsinstallatie bij een waterproductiecentrum

Meer informatie rond de interpretatie van de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken uit het project-m.e.r.- besluit is terug te vinden in dit specifiek deel van deze interpretatiegids.

Rubriek 28 van bijlage I

Rubriek 28 van bijlage I is van toepassing op wijzigingen en/of uitbreidingen van rubrieken die een drempelwaarde hebben. De rubriek van bijlage I die betrekking heeft op het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater is rubriek 15. Deze rubriek heeft een drempelwaarde, m.n. een jaarlijks volume van 10 miljoen m³. Rubriek 28 is dus mogelijk van toepassing op wijzigingen en/of uitbreidingen aan projecten vallende onder rubriek 15.

Wijzigingen en/of uitbreidingen van het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater kunnen dus onder rubriek 28 van bijlage I vallen indien:

  • de wijziging/uitbreiding op zich leidt tot een overschrijding van de drempelwaarde van 10 miljoen m³/jaar, of
  • de optelsom van alle wijzigingen/uitbreidingen sinds de laatst verleende ontheffing van de project-MER-plicht of sinds het laatst goedgekeurde project-MER leidt tot een overschrijding van de drempelwaarde van 10 miljoen m³/jaar,
  • of, de optelsom van de wijziging/uitbreiding en de reeds bestaande en vergunde projecten m.b.t. het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater voor het eerst leidt tot een overschrijding van de drempelwaarde van 10 miljoen m³/jaar.

Voorbeeld

  • Een drinkwaterproducent wenst zijn vergunning van 7.800.000 m³/jaar uit te breiden met 3 miljoen m³. De drempelwaarde van bijlage I (10 miljoen m³/jaar) wordt overschreden. Een project-MER dient opgemaakt te worden.

Rubriek 13 van bijlage II

Rubriek 13 van bijlage II is van toepassing op rubrieken van bijlage II die een drempelwaarde hebben.

De rubriek van bijlage II die betrekking heeft op het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater, is de rubriek 10o. Deze rubriek heeft twee drempelwaarden, m.n. een dagelijks netto debiet van 2.500 m³ enerzijds en een dagelijks bruto debiet van 1.000 m³ anderzijds. Rubriek 13 is dus mogelijk van toepassing op projecten vallende onder rubriek 10o. Wijzigingen en/of uitbreidingen van het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater kunnen dus onder rubriek 13 van bijlage II vallen:

  • de wijziging/uitbreiding op zich leidt tot een overschrijding van één van de hierboven vermelde drempelwaarden (hetzij 2.500 hetzij 1.000 m³ /dag),
  • de optelsom van alle wijzigingen/uitbreidingen sinds de laatst verleende ontheffing van de project-MER-plicht of sinds het laatst goedgekeurde project-MER leidt tot een overschrijding van één van de hierboven vermelde drempelwaarden (hetzij 2.500 hetzij 1.000 m³ /dag),
  • of de optelsom van de wijziging/uitbreiding en de reeds bestaande en vergunde projecten m.b.t. het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater voor het eerst leidt tot een overschrijding van één van de hierboven vermelde drempelwaarden (hetzij 2.500 hetzij 1.000 m³ /dag).

Voorbeeld

  • Een drinkwaterproducent wil zijn winning, die niet gelegen is in een bijzonder beschermd gebied, uitbreiden van 2.000m³ per dag naar 6.500m³ dag. De uitbreiding op zich is groter dan de drempelwaarde en bijgevolg is rubriek 10o van bijlage II van toepassing.
  • Een fabriek wenst zijn grondwatervergunning van 1.790m³/dag uit te breiden met 1.000m³/dag. Het nieuwe totaal (2.790m³/dag) overschrijdt voor de eerste maal de drempelwaarde en valt dus onder rubriek 10o van bijlage II.
  • Een drinkwaterproducent wilt zijn grondwaterwinning dat dagelijks 3.700m³ oppompt, uitbreiden tot 5.300m³/dag. Deze drinkwaterproducent verhoogde in het verleden reeds het debiet van 2.600 naar 3.700m³/dag. Dit geval valt ook onder bijlage II rubriek 10o, aangezien de optelsom van alle wijzigingen (1.400 + 1.300 m3/dag) sinds de laatst verleende ontheffing/goedgekeurde project-MER de drempelwaarde van 2.500m³/dag overschrijdt.
  • Voor de uitbreiding van zijn industriële activiteiten wenst de initiatiefnemer de grondwatervergunning te verhogen van 2.600m³ per dag naar 3.500m³. Deze uitbreiding valt niet onder bijlage II omdat de drempelwaarde niet overschreden wordt. De uitbreiding is wel screeningsplichtig (bijlage III).

Rubriek 13 van bijlage III

De rubriek van bijlage III die betrekking heeft op het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater, is de rubriek 10j. Deze rubriek heeft geen drempelwaarde. Wijzigingen en/of uitbreidingen van het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater kunnen dus onder rubriek 13 van bijlage III vallen, indien zij niet onder rubriek I, 28 of II,13 vallen.

 Voorbeeld

  • Een landbouwbedrijf wenst zijn grondwatervergunning van 5.300 m³/jaar uit te breiden naar 12.000 m³/jaar. Een screeningsnota dient opgemaakt te worden (voor zover het dagdebiet < 2500 m³/dag).
  • Een boomkwekerij wenst in plaats van 200 m³/ jaar het dubbele te onttrekken uit een put die niet dieper is dan het lokale dieptecriterium voor rubriek 53.8. Hiervoor is geen screening noodzakelijk aangezien het om een klasse 3-inrichting gaat en bijgevolg niet project m.e.r.- plichtig is.

De effecten van bemaling reeds onderzoeken bij de initiële omgevingsvergunningsaanvraag voor het bouwproject

Het arrest RvVb-A-2223-0160 van 27/10/2022 stelt dat de beoordeling van de mogelijke effecten van de bronbemaling, die wordt toegepast in de aanlegfase van het betrokken project, deel moet uitmaken van de MER-toets als deze vereist is voor een project. De redenering is dat de bemaling een onderdeel is van het totale project en dat in de milieubeoordeling het totale project moet beoordeeld worden. Dit arrest stelt niet dat vergunningsaanvragen voor bemalingen gezamenlijk ingediend moeten worden met de aanvraag voor het bouwproject.

In eerste instantie moet beoordeeld worden of de vergunningsaanvraag in kwestie onderworpen moet worden aan een verplichting inzake milieueffectrapportage (dit geldt voor projecten die voorkomen in de bijlagen I, II of III van het project-MER-besluit). Is dit het geval, dan heeft dit tot gevolg dat bij de omgevingsvergunningsaanvraag  van het bouwproject ook de milieueffecten van de eventuele bemaling mee moeten beoordeeld worden in de project-m.e.r.-screening, het verzoek tot ontheffing of in het project-MER. Dit is ook het geval als de bemaling nog geen onderdeel is van de omgevingsvergunningsaanvraag.

Het bouwproject kan een gemengde aanvraag zijn waarbij ofwel de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen ofwel de aangevraagde IIOA m.e.r.-plichtig  zijn (volgens bijlage I, II of II van het project-MER-besluit). Is bij een bouwproject enkel de bemaling m.e.r.-plichtig, maar wordt deze nog niet aangevraagd, dan moet de milieueffectbeoordeling pas gebeuren als de vergunning voor de bemaling aangevraagd wordt.

Aangezien op het moment van de initiële vergunningsaanvraag van het bouwproject vaak nog niet alle technische  details van de bemaling gekend zijn, stelt zich de vraag hoe men de effecten van de bemaling in de milieueffectenbeoordeling moet beschrijven en beoordelen. Dit moet gebeuren op basis van de op dat moment beschikbare gegevens (zie ook enkel vuistregels in deel 15.3 van deze interpretatiegids).

Hieronder wordt een stappenplan weergegeven die kan doorlopen worden bij de aanvragen. Voor de rode blokken waar er staat ‘vraag de aanvrager om zijn aanvraag te vervolledigen’, kan verwezen worden naar de vuistregels in 15.3 hoe de aanvraag kan vervolledigd worden.

Bij de latere vergunningsaanvraag voor de bemaling geldt er opnieuw een m.e.r.-plicht en zal een project-m.e.r.-screening, ontheffing of project-MER moeten toegevoegd worden voor de bemaling. De worst-case effectbeoordeling van de bemaling bij het initiële bouwproject dient dan als basis hiervoor en kan geconcretiseerd worden op basis van details uit de bemalingsstudie.






  • Geen labels