In eerste instantie dient onderzocht te worden of het project van de vergunningsaanvraag onder een rubriek van bijlage I of bijlage II valt. Zo ja, dan dient de project-MER-procedure of voor bijlage II-projecten eventueel de ontheffingsprocedure gevolgd te worden. Zo niet, dan dient gekeken te worden of het project onder rubriek 10c, 10h of 13 van bijlage III valt. Is dat laatste het geval dan moet de “project-m.e.r.-screeningsprocedure” gevolgd worden.

Hieronder wordt een opsomming gegeven van de milieueffecten die desgevallend in de project-m.e.r.-screening voor een project dat onder één van de rubrieken van trein- en tramporen valt, besproken moeten worden. In de project-m.e.r.-screening onderzoekt en beschrijft men de milieueffecten van het voorliggende project. De milieueffecten van eventuele locatie- of inrichtingsalternatieven van het project vragen geen verdere beschrijving. Niet enkel de effecten van de aanleg van de spoorlijn moeten bekeken worden, maar ook de effecten van de relevante randinfrastructuur (o.a. langsgrachten, bijkomende verhardingen). Zowel de effecten tijdens de aanleg- als de exploitatiefase moeten besproken worden.

Volgende effectgroepen worden afgetoetst:

Effectcluster

Effectgroep

Direct ruimtebeslag1

Direct ruimtebeslag

Verstoring






Geluidsverstoring

Trillingshinder

Luchtverontreiniging

Stralingshinder2

Visuele verstoring

Verstoring van hydrologisch en hydraulisch systeem

Netwerkeffecten3


Wijziging van verbindingen

Slachtoffers door ongevallen

1. Ruimte-inname wordt door de aanleg van de infrastructuur veroorzaakt en is dus beperkt tot de perimeter van het project en de werf.

2. Verwaarloosbaar effect volgens de huidige kennis.

3. Dit zijn de effecten die ontstaan doordat de weg een barrière opwerpt.

De effecten op het vlak van stralingshinder kunnen als verwaarloosbaar beschouwd worden en vragen geen verder onderzoek. Elke Project-m.e.r.-screening toont aan dat de bovenstaande effectgroepen  en/of onderzocht zijn. Dat wil geenszins zeggen dat elke effectgroep (uitgebreid) besproken moet worden. De focus moet liggen op de wijzigingen (binnen elke effectgroep) die ontstaan door het project. In vele gevallen zal er heel kort geargumenteerd kunnen worden dat de effectgroep in casu niet relevant is. De tabel is dus in feite een checklist. 

Hieronder wordt voor elk van de 8 relevante effectgroepen kort beschreven wat deze inhouden en welke elementen desgevallend beschreven en beoordeeld moeten worden.

Direct ruimtebeslag

De aanleg van een nieuwe spoorweg gaat bijna steeds gepaard met een zekere ruimte-inname en dus een wijziging van het landgebruik. Er is de permanente ruimte-inname door inbreng van de nieuwe infrastructuur, en de tijdelijke ruimte-inname door de werfzone.

Op basis van de bespreking van deze effectgroep kunnen uitvoeringsvarianten en dwarsprofielalternatieven worden gekozen en milderende maatregelen worden gedimensioneerd.

Informatie die nodig is om een goede afweging te kunnen maken is o.a. tracé, werfzone, haltes en tractiestations, lengte- en dwarsprofiel, locatie opslag van grond, wijze van afwatering en dwarsing van waterlopen.

Biodiversiteit

Er dient een beoordeling gedaan te worden over de hoeveelheid en de kwaliteit van een waardevolle ecotoop of habitat dat verloren gaat. Indien relevant geacht en  de informatie is voorhanden, kan er ook nagegaan worden of er leefgebied van een individuele soort verloren gaat.

Landschap

Het verlies van waardevolle landschappen, bouwkundig erfgoed en archeologisch erfgoed wordt onderzocht. De toetsing aan het bestaande kaartmateriaal  kan geraadpleegd worden op www.agiv.be.

Mens

Het areaalverlies van de volgende functies moet onderzocht en beschreven worden: landbouwfunctie, woonfunctie, handel- en horecafunctie, industriële functie, recreatieve functie en ontginningsfunctie. Het areaalverlies kan hierbij zowel een direct verlies (bv. aantal hectaren) als een indirect verlies (bv. kwaliteitsafname) zijn.  Er kan getoetst worden op basis van de bestaande informatie (kaartmateriaal, structuurplannen). Een terreinverkenning is in bepaalde gevallen wenselijk.

Geluidsverstoring

Het geluidsverstorend effect van een nieuwe spoorweg kan mogelijk ingrijpend zijn. Volgende projectgegevens zijn best voorhanden om die beoordeling te kunnen doen: verwachte gebruiksintensiteit, snelheid, verdeling personenvervoer/goederentransport, spreiding in de tijd, type spooroplegging en energiebron. Er dient nagegaan te worden of er kwetsbare gebieden aanwezig zijn in het studiegebied.

Geluidsverstoring is een cruciaal hinderaspect op basis waarvan uitvoeringsvarianten, lengte- en dwarsprofielalternatieven gekozen kunnen worden en milderende maatregelen worden gedimensioneerd.

Biodiversiteit

Hierbij wordt onderzocht of  verstoring van broedvogels te verwachten is.

Landschap

Aanwezigheid van een stiltegebied in de omgeving of een ander stiltebehoevend element (vb. oorlogserfgoed) vragen extra aandacht.

Mens

Vooral in gebieden met een woonfunctie, zachte recreatie,… kan geluidshinder ervaren worden. Hierbij is het beschrijven van het aantal gehinderden een mogelijkheid.

Trillingshinder

De belangrijkste bron van trillingen in de woonomgeving is het wegverkeer, maar ook spoorverkeer kan trillingshinder veroorzaken door de wiel-railinteractie en/of oneffenheden of uitzettingsvoegen in de rails. Door de inwerking van trillingen kan bovendien de stabiliteit van bouwwerken aangetast worden.

Op basis van de verwachte trillingshinder kunnen uitvoeringsvarianten, lengte- en dwarsprofielalternatieven gekozen kunnen worden en milderende maatregelen worden gedimensioneerd.

Volgende gegevens zouden aangereikt moeten worden om een kwalitatieve beoordeling van de trillingshinder te kunnen doen: verwachte verkeersintensiteit, snelheid, spreiding in de tijd, type trein, type spooroplegging, dwars- en lengteprofiel van het tracé, aanwezigheid van eventuele spooronderbrekingen.

Biodiversiteit

Niet relevant.

Landschap

Mogelijke trillingshinder zowel tijdens de aanlegfase als de exploitatiefase kan onderzocht worden. De gebouwen die mogelijk schade door trillingen kunnen ondervinden dienen opgelijst te worden.

Mens

Mogelijke trillingshinder zowel tijdens de aanlegfase als de exploitatiefase kan onderzocht worden. Het aantal gehinderde personen kan geïdentificeerd worden en een kwalitatieve beoordeling kan gegeven worden.

Luchtverontreiniging

De uitlaatgassen van spoorwegvervoer hebben een impact op ons leefmilieu. De effecten van elektrisch aangedreven treinen kunnen als verwaarloosbaar beschouwd worden, maar de effecten van dieseltreinen zijn uiteraard wel relevant. Binnen een PrMS zijn NOx (stikstofoxiden) en PM (stofdeeltjes) de belangrijkste parameters die onderzocht moeten worden.

Biodiversiteit

Een vermestende en verzurende depositie is mogelijk. Bij de beoordeling van effecten dient vooral gekeken te worden of er op dit vlak kwetsbare gebieden (en soorten) aanwezig zijn in de omgeving.

Landschap

Een verzurende depositie kan aanleiding geven tot de aantasting van bouwkundig erfgoed. Er dient gekeken te worden of er waardevolle gebouwen aanwezig zijn in het studiegebied.

Mens

De leefbaarheid van het studiegebied dient beoordeeld te worden.

Visuele verstoring

De aanleg van een nieuwe spoorweg zorgt voor een wijziging van het landschapsbeeld en de visuele omgevingskenmerken. Deze visuele verstoring is vooral een verstoring door de aanwezigheid van de infrastructuur zelf en eventueel door het verdwijnen van visuele barrières (vb. bos) bij de aanleg van de infrastructuur. Door zijn hoogte kan een spoorweg ook de waarneembaarheid van het landschap aantasten, en daarmee de herkenbaarheid van de visueel-ruimtelijke kenmerken van het landschap.

Biodiversiteit

Minder relevant.

Landschap

Het volgende dient onderzocht te worden: de wijziging in zichtbaarheid van bestaande positieve en negatieve beeldelementen en landschapsstructuren, de zichtbaarheid van nieuwe beeldelementen en de wijziging in openheid van het landschap. Voor de bepaling van de aanzienlijkheid van het effect kan rekening gehouden worden met de gaafheid en waardering van het landschap, de waardering en betekenis van de beelddragers, de schaal van het landschap t.o.v. de beelddragers en de openheid van het landschap.

Mens

Het gaat hier om de wijziging van de belevingswaarde door de infrastructuur. De belevingswaarde kan hierbij ingedeeld worden volgens de verschillende gebruiksfuncties: woonfunctie, werkfunctie, recreatiefunctie.

Water: hydrologische en hydrografische verstoring

Deze effectgroep omvat alleszins de verstoring van het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater, waterbodems en oevers).

De aanleg van een nieuwe spoorweg gaat steeds gepaard met een zekere ruimte-inname en binnen die ruimte wordt een groot deel van de oppervlakte verhard. Het afstromend water wordt normaal gezien geïnfiltreerd in langsgrachten. Maar mogelijk is er een toename van de totale hoeveelheid water die afgevoerd dient te worden waardoor enerzijds een algemene verdroging kan optreden en anderzijds frequentere en grotere overstromingen kunnen voorkomen door de toegenomen piekafvoeren. Dit zal waarschijnlijk slechts in een beperkt aantal gevallen tot aanzienlijke milieueffecten leiden. Die ruimte-inname kan ook de inname van overstromingsruimte impliceren, o.a. omdat spoorwegen vaak worden opgehoogd. Indien tunnels nodig zouden zijn, een gedeeltelijke ingraving van het traject of een bemaling, dan kan de grondwaterstand mogelijk wijzigen.

Uit de analyse van deze discipline kunnen voorstellen voor uitvoeringsvarianten en milderende maatregelen komen.

Biodiversiteit

De belangrijkste effecten van verdroging en vernatting zijn te verwachten bij vegetaties en soorten die strikt gebonden zijn aan een bepaald waterpeil. Vooral het effect van verdroging is relevant. Vooral vegetaties van natte en vochtige standplaatsen en kwelgebonden vegetaties zijn van belang. Ook de soorten gebonden aan deze vegetaties zijn relevant. De beoordeling kan gebeuren via een kwetsbaarheidsbenadering zodat de meest vocht- en/of kwelafhankelijke vegetaties gelokaliseerd kunnen worden.

Waterverontreiniging ten gevolge van spoorweginfrastructuur kan het gevolg zijn van een uiteenlopend scala aan stoffen (o.a. metalen, olie, herbiciden) die op de sporen of het ballastbed terecht komen.

Landschap

Er kan gekeken worden of binnen de invloedszone voor grondwaterstandswijziging erfgoedwaarden (archeologische waarde, bouwkundig erfgoed) voorkomen.

Mens

Een grondwaterstandswijziging is enkel te verwachten wanneer spoorweggedeelten onder maaiveldniveau aangelegd worden. Hier kan gekeken worden naar effecten op grondwaterwinningen, gewasgroei, gebouwen door zettingen en watergebonden recreatie.

De afstroming van vervuild hemelwater naar grachten en de infiltratie of afvoer ervan kan verontreiniging van grond- en oppervlaktewater veroorzaken. Dat is vooral relevant indien er grondwaterbeschermingsgebieden of gebieden kwetsbaar voor waterverontreiniging doorkruist worden.

Wijziging van functionele verbindingen

Lijninfrastructuren versnijden de open ruimte. Grotere gehelen kunnen versnipperd geraken  en bestaande relaties kunnen doorbroken worden.  Een spoorweg kan een barrière betekenen.

Door versnippering kunnen één of meerdere van de deelgebieden te klein worden om zijn eigenschappen te behouden. Dit kan er zelfs toe leiden dat het geheel van deelgebieden zijn functie verliest. Ontsnipperende maatregelen kunnen voorgesteld worden (vb. ecotunnel, landbouwbereikbaarheid, langzaam verkeer…) alsook een concrete uitwerking voor de dwarsende relaties (vb. tunnel, brug, omlegging, corridor…).

Biodiversiteit

Het verdwijnen of wijzigen van relaties/verbindingen voor fauna en flora. De focus ligt daarbij duidelijk op fauna.

Landschap

Het verdwijnen of wijzigen van landschappelijke relaties. Dat kan de structuur van het landschap zijn en/of de historische samenhang van een landschap. Ook aan het verdwijnen van vergezichten kan gedacht worden.

Mens

Het verdwijnen of wijzigen van menselijk-functionele relaties. Dit kan leiden tot omrijden en omleggingen.

Slachtoffers door ongevallen

Het spoorverkeer veroorzaakt jaarlijks menselijke en dierlijke slachtoffers. De focus in de project-m.e.r.-screening kan liggen op het nemen van milderende maatregelen om slachtoffers te voorkomen.








  • Geen labels