Bijlage I, rubriek 28a

Deze rubriek wordt toegepast bij:

  • een uitbreiding/wijziging van een bestaand project dat valt onder een rubriek met drempelwaarde: rubriek I, 28a dient steeds samen gelezen te worden met de projectspecifieke rubriek (uit bijlage I) waarop het geplande project van toepassing is. Wanneer de uitbreiding op zich maakt dat aan de gestelde drempel van de projectspecifieke rubriek van bijlage I voldaan is, dan is het een bijlage I project.
  • een uitbreiding/wijziging van een bestaand project dat valt onder een projectspecifieke rubriek zonder drempelwaarderubriek I,28 a kan hier niet afgetoetst worden (deze verwijst met de voorgestelde wijzigingen duidelijk naar rubrieken met drempelwaarden van bijlage I). Bij wijzigingen/uitbreidingen van bestaande projecten (die vallen onder een projectspecifieke rubriek zonder drempelwaarde) zal de geplande wijziging/uitbreiding op zich getoetst worden aan de projectspecifieke rubrieken uit bijlage I. Indien de geplande wijziging/uitbreiding voldoet aan de projectspecifieke rubriek, dan wordt de geplande wijziging/uitbreiding beschouwd als een bijlage I- project.
  • projecten met zowel een bijlage I als bijlage II drempel mag bij toetsing aan de omschrijving ‘voor het eerst overschreden’ in rubriek 28b, naast een goedgekeurd MER ook een verleende ontheffing in mindering gebracht worden.

Voorbeeld: rubriek I, 21b) “Installatie voor intensieve veeteelt met meer dan 60.000 plaatsen voor hennen (legkippen)”

Een leghennenbedrijf, gelegen in een ander dan een agrarisch gebied in de ruime zin (bijlage II, 1e) beschikt over een vergunning voor het houden van 45.000 legkippen. Een uitbreiding met 70.000 legkippen dringt zich op.  Rubriek I, 28 a en I, 21b zijn in dit kader relevant: het betreft een uitbreiding van een bijlage II project waarbij die uitbreiding op zich de drempel van bijlage I nl., 60.000, overschrijdt.

Bijlage I, rubriek 28b

Deze rubriek heeft in eerste instantie betrekking op projecten van bijlagen II en III waarvan de wijziging of uitbreiding leidt tot een eerste overschrijding van de drempel van een projectspecifieke rubriek van bijlage I. In tweede instantie probeert de rubriek ook bestaande projecten van bijlage I, II en III te vatten die stelselmatig zijn uitgebreid zonder MER of ontheffing, maar waarvan de som van deze uitbreidingen groter is dan de drempelwaarde in bijlage I.

Door deze rubriek kan voortaan vermeden worden dat initiatiefnemers projecten gaan opsplitsen in kleinere deelprojecten die elk afzonderlijk net onder de drempel van een projectspecifieke rubriek van bijlage I blijven, maar die gezamenlijk de drempel zouden overschrijden.

Voorbeeld 1: rubriek I, 25 “Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer.”

Een bestaande opslagterminal van 350.000 ton wordt uitgebreid met 70.000 ton. Deze uitbreiding zorgt ervoor dat het totale project 420.000 ton zal beslaan. De drempel van bijlage I is in casu 200.000 ton. Voor deze uitbreiding is dus enkel een screening nodig, tenzij er voor het oorspronkelijk project nog geen MER werd opgemaakt.

Indien deze installatie opnieuw met 135.000 of meer ton wordt uitgebreid zal dus opnieuw een project-MER dienen opgemaakt te worden omdat de uitbreiding van 135.000 ton, samen met de voorgaande van 70.000 ton, cumulatief de drempel van 200.000 ton overschrijdt, valt onder rubriek  I,    28b.

Voorbeeld 2rubriek I, 23 “Steengroeven en dagbouwmijnen, met inbegrip van ontginningen van oppervlaktedelfstoffen of grind, met een terreinoppervlakte van meer dan 10 hectare, of turfwinning met een terreinoppervlakte van meer dan 150 hectare.”

Een ontginner A wenst een oppervlakte van 7 ha te ontginnen in een ontginningsgebied van 11 ha. In het verleden werd reeds een ontheffing verleend voor een oppervlakte van 4 ha in hetzelfde ontginningsgebied. De drempelwaarde wordt niet voor het eerst overschreden want reeds ontheffing verleend voor 4 ha. Het project valt niet onder rubriek I, 28.

Bijlage II, rubriek 13a

Deze rubriek wordt toegepast bij:

  • een uitbreiding/wijziging van een bestaand project dat valt onder een rubriek met drempelwaarde: rubriek II, 13a dient steeds samen gelezen te worden met de projectspecifieke rubriek (uit bijlage II) waarop het geplande project van toepassing is. Wanneer de uitbreiding op zich maakt dat aan de gestelde drempel van de projectspecifieke rubriek van bijlage II voldaan is, dan is het een bijlage II project.
  • een uitbreiding/wijziging van een bestaand project dat valt onder een rubriek zonder drempelwaarde: rubriek II, 13a kan hier niet afgetoetst worden (deze verwijst met de voorgestelde wijzigingen duidelijk naar projectspecifieke rubrieken met drempelwaarden). Bij wijzigingen/uitbreidingen van bestaande projecten (die vallen onder een projectspecifieke rubriek zonder drempelwaarde) zal de geplande wijziging/uitbreiding op zich getoetst worden aan de projectspecifieke rubrieken uit bijlage II. Indien de geplande wijziging/uitbreiding voldoet aan deze rubriek, dan wordt de geplande wijziging/uitbreiding beschouwd als een bijlage II- project.

Voorbeeld 1rubriek II, 10a): “Industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 ha of meer”:

Een bestaand industrieterrein van 60 ha wordt uitgebreid met nog eens 55 ha: rubriek II, 13a is van toepassing; de uitbreiding zelf is groter dan 50ha.

Voorbeeld 2: rubriek II, 10b) “Stadsontwikkelingsprojecten…”

Een bestaande handelsruimte van 8.000 m² wordt uitgebreid met 4.000 m². Rubriek II, 13a is niet van toepassing omdat de uitbreiding op zich niet voldoet aan de  drempel van 5.000 m2. Een uitbreiding van een bestaande handelsruimte van 8.000 m² met 5.200 m² valt wel onder rubriek II, 13a omdat de uitbreiding op zich voldoet aan de  drempel van 5.000 m2 .

Bijlage II, rubriek 13b

Deze rubriek heeft in eerste instantie betrekking op projecten van bijlage III waarvan de wijziging of uitbreiding leidt tot een eerste overschrijding van de drempel van een projectspecifieke rubriek van bijlage II. In tweede instantie probeert de rubriek ook bestaande projecten van bijlage II en III te vattendie stelselmatig zijn uitgebreid zonder MER of ontheffing, maar waarvan de som van deze uitbreidingen groter is als de drempelwaarde van de projectspecifieke rubriek in bijlage II.

Door deze rubriek kan voortaan vermeden worden dat initiatiefnemers projecten gaan opsplitsen in kleinere deelprojecten die elk afzonderlijk net onder de drempel van de projectspecifieke rubriek in bijlage II blijven, maar die gezamenlijk de drempel zouden overschrijden.

Voorbeeld 1: rubriek II, 1d)  “Ontbossing van 3 ha of meer”

Een ontbossing van 1 ha (i.e. uitbreiding) die nauw aansluit bij een reeds uitgevoerde ontbossing van 1,7 ha (i.e. bestaand project) valt niet onder de rubriek II, 13b, omdat het gehele project nl. 2.7 ha niet boven de drempel (3 ha) van bijlage II uitkomt. Een ontbossing van 0,5 ha (i.e. uitbreiding) die nauw aansluit bij een reeds uitgevoerde ontbossing van 2,7 ha (i.e. bestaand project) valt onder de nieuwe rubriek II,  13b omdat het gehele project 3,2 ha inhoudt en dus voldoet aan de drempel van bijlage II, 1d. Voor de ontbossing van 0,5 ha moet dus een project-MER dan wel een ontheffingsdossier opgemaakt worden.

Voorbeeld 2: rubriek II, 10a : “Industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 ha of meer”

Een bestaand industrieterrein van 30 ha wordt uitgebreid met 35 ha. De uitbreiding zorgt ervoor dat het totale project 65 ha zal beslaan. De drempel van rubriek II, 10a is in casu 50 ha. Het totale project overschrijdt dus voor een eerste maal de drempel. Er moet een project-MER/ontheffing opgemaakt worden voor het totale project van 65 ha. Indien hetzelfde industrieterrein later nog eens zou uitbreiden met 20 ha, zorgt die uitbreiding ervoor dat het totale project 80 ha zal beslaan. Voor deze uitbreiding is echter enkel een screening nodig, want voor de 65 ha was reeds een project-MER opgemaakt of ontheffing toegestaan. Wanneer het industrieterrein echter opnieuw met 35 ha uitbreidt, overschrijdt het gecumuleerd aantal uitbreidingen ten opzichte van het laatste MER of ingewilligd verzoek tot ontheffing, opnieuw de drempel (20 + 35: 55 ha). Derhalve valt deze uitbreiding niet onder rubriek III, 13 , maar onder rubriek II, 13b.

Bijlage III, rubriek 13

Het gaat om wijzigingen/uitbreidingen aan bijlage I, II en III projecten. Het gaat om volgende gevallen:

  1. kleine uitbreidingen/wijzigingen van bestaande projecten mét drempelwaarden van bijlage I en II die op zich en gecumuleerd o.v. de laatste rapportage niet die drempel halen.

Voorbeeld 1Rubriek II, 10b : “Stadsontwikkelingsprojecten…”

Een uitbreiding van een bestaande handelsruimte van 7.000 m², waarvoor eerder al een MER/ontheffing werd opgemaakt, met nog eens 2.000 m² valt onder rubriek 13 van bijlage III.

Voorbeeld 2: Rubriek I, 7: “Aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over een lengte van 10 km of meer”

Een bestaande spoorlijn van 15 km, waarvoor eerder al een MER/ontheffing werd opgemaakt, die wordt verlengd met 800 meter valt dus onder rubriek 13 van bijlage III.

2. kleine wijzigingen of uitbreidingen aan een bestaand bijlage I of II project, waarvoor er in de rubriek geen drempelwaarden bepaald zijn.

3. kleine wijzigingen/uitbreidingen aan de rubrieken van bijlage III .

Voorbeeld: rubriek III, 10e  “Aanleg van wegen”

Een verlenging (uitbreiding) van een bestaande weg van 300 m, met nog eens 100 m valt onder deze rubriek III, 13.

Het herbouwen van een brug gelegen op een kleine lokale weg valt onder de rubriek III, 13.






  • Geen labels