Wijzigingen en uitbreidingen van waterwegen

Verwijzing naar de specifieke handleiding

Het Team Mer heeft een specifieke handleiding opgemaakt voor de wijzigings- en uitbreidingsrubrieken. Daarin staat o.a. het volgende:

“Enkel veranderingen die redelijkerwijze kunnen leiden tot een wijziging (meestal: verhoging) van de intensiteit van een activiteit en/of die kunnen leiden tot een wijziging van het gebruik (meestal: intensiever gebruik) van de infrastructuur vallen onder de W/U-rubriek. Veranderingen aan een project (of activiteit) die redelijkerwijze niet kunnen leiden tot een intensiteitsverandering, vallen dus niet onder de W/U-rubriek.”

Dit algemeen principe is ook van toepassing m.b.t. veranderingen aan bestaande waterwegen en havens. Het is dus niet de bedoeling om elke kleine feitelijke verandering aan een bestaande waterweg ook sowieso te bestempelen als zijnde een verandering (i.e. wijziging of uitbreiding) die valt onder één van de W/U-rubrieken en dus leidt tot project-m.e.r.-verplichtingen. Bovenstaand algemeen principe specifiek vertaald naar waterwegen en havens toe wordt:

“Enkel veranderingen die redelijkerwijze kunnen leiden tot een wijziging van de gebruiksintensiteit van (een deel van) de waterweginfrastructuur en/of veranderingen die redelijkerwijze een impact kunnen hebben op het watersysteem vallen onder de W/U-rubriek. Veranderingen die redelijkerwijze niet kunnen leiden tot een intensiteitsverandering of redelijkerwijze geen impact hebben op het watersysteem, vallen dus niet onder de W/U-rubriek.”

Voorbeelden van wijzigingen en uitbreidingen van bestaande waterwegen

Een aantal projecten aan waterwegen of havens zullen onder de W/U-rubrieken vallen. Het is niet mogelijk om in deze handleiding een exhaustieve lijst te maken van projecten die er enerzijds wel en anderzijds niet onder vallen. Daarom worden hier onder bij wijze van voorbeeld een aantal projecten opgelijst die uitdrukkelijk wel en uitdrukkelijk niet onder W/U-rubriek vallen.

Onderstaande projecten moeten beschouwd worden als vallende onder één van de W/U-rubrieken:

  • aanleg van en werken aan een kaaimuur1
  • aanleg van en werken aan kleinere maritieme haveninfrastructuren die leiden tot een toename van de gebruiksintensiteit van de haven (vb. bijkomende dukdalven)

Onderstaande projecten moeten NIET beschouwd worden als zijnde een wijziging of uitbreiding van een bestaande waterweg2

  • het wegwerken van een verenging3 van de waterweg onder een brug
  • werken aan een sluis of sluizencomplex die geen vergroting van een sluis inhouden (vb. sluisdeuren vervangen)
  • instandhoudings-, herstel-, of onderhoudsbaggerwerken aan waterwegen
  • verdieping4 van een waterweg
  • aanleg van een vistrap op een waterweg
  • aanleg van een visnevengeul langs een waterweg
  • aanleg van een brug5 over een waterweg
  • aanleg van een terugpompinstallatie op een waterweg6
  • aanleg van en werken aan tunnels7 en duikers onder een waterweg
  • werken aan de dijken van een waterweg
  • ...


1. Een kaaimuur is een plaats langs een waterweg waar men goederen kan laden en lossen. 

2. Er dient voor deze projecten wel nog steeds in concreto getoetst te worden of ze niet onder een andere m.e.r.-rubriek vallen en derhalve toch m.e.r.-plichtig zijn.

3. Zolang het wegwerken van de verenging binnen de breedte van de waterweg blijft, is er geen sprake van een verbreding.

4. Sommige verdiepingen zullen mogelijk wel onder rubriek 10h van bijlage II vallen.

5. De aanleg van een nieuwe brug of werken aan bestaande bruggen (vb. verhogen van een brug) vallen wel onder de rubriek “aanleg van wegen”.

6. Zulk een project valt wel onder rubriek 10p) van bijlage II.

7. De aanleg van een nieuwe tunnel valt wel onder de rubriek “aanleg van wegen”.

Valt het project onder de W/U-rubriek van bijlage I, II of III?

W/U-rubriek van bijlage I

Geen enkel project m.b.t. een wijziging of uitbreiding van een waterweg of haven valt onder rubriek 28 van bijlage I.

Rubriek 28 van bijlage I betreft enkel projecten die een bepaalde drempel (helpen) overschrijden van één van de rubrieken van bijlage I. Of nog anders gezegd: rubriek 28 is enkel toepasbaar op rubrieken van bijlage I met een drempel.  Hoewel rubriek 11 van bijlage I wel de vermelding “1.350 ton” bevat, kan die vermelding niet beschouwd worden als zijnde een (échte) drempel (zie verder voor de motivatie). Gezien rubriek 11 van bijlage I dus geen (échte) drempel heeft, kan rubriek 28 van bijlage I dan ook niet van toepassing zijn op rubriek 11 van bijlage I.

Motivatie

Met het gebruikte criterium (i.c. 1.350 ton) heeft de regelgever de bedoeling gehad om zich te richten op een bepaalde categorie van waterwegen overeenkomstig de CEMT-klassen, en niet om zich te richten op de individuele vrachtcapaciteit van verschillende schepen. De vermelding “1.350 ton” heeft betrekking heeft op het maatvoerend schip voor een waterweg. Je kan hier dan ook niet spreken van een criterium waarvan de cijferwaarde continu (zoals in een opslaghoeveelheid of oppervlakte) of in een doorlopende reeks (zoals bij aantal windturbines) kan oplopen, zoals dat voor de meeste drempelwaardes in de MER-rubrieken wel het geval is. Je kan dus zeker geen CEMT-klassen gaan samenvoegen zoals je dat met individuele capaciteiten wel doet.

W/U-rubriek van bijlage II

Geen enkel project m.b.t. een wijziging of uitbreiding van een waterweg valt onder rubriek 13 van bijlage II.

Rubriek 13 van bijlage II betreft enkel projecten die een bepaalde drempel (helpen) overschrijden van één van de rubrieken van bijlage II. Rubriek 13 is dus enkel toepasbaar op rubrieken van bijlage II met een drempel. Gezien rubriek 10g van bijlage II (“aanleg van waterwegen”) geen drempel heeft, kan rubriek 13 van bijlage II dan ook niet van toepassing zijn op rubriek 10g van bijlage II.

W/U-rubriek van bijlage III

Projecten die beschouwd worden als een wijziging of uitbreiding van een bestaande waterweg of haven vallen steeds onder rubriek 13 van bijlage III.

Voor projecten die onder bijlage III vallen moet juridisch gezien in principe een project-MER opgemaakt worden, maar de initiatiefnemer kan er ook voor opteren -en zal dat in de overgrote meerderheid van de gevallen dan ook doen- om een project-m.e.r.-screening te voegen bij zijn vergunningsaanvraag indien hij van mening is dat hij kan aantonen dat het project duidelijk geen aanzienlijk milieueffecten veroorzaakt.

Het betreft hier dus wijzigingen of uitbreidingen aan een bestaande waterweg of haven, ongeacht of deze waterweg of haven bestemd is voor het gebruik van schepen van meer (bijlage I) of minder (bijlage II) dan 1.350 ton.

Het is mogelijk dat een aantal relatief grote projecten onder rubriek 13 van bijlage III zullen vallen. Voor zulke projecten kan de initiatiefnemer er uiteraard onmiddellijk voor kiezen om een project-MER op te maken. Het is ook denkbaar dat de vergunningverlener voor zulke projecten geen ontheffing van de project-m.e.r.-plicht zal toekennen en er dus een project-MER opgemaakt zal moeten worden.







  • Geen labels