De betekenis van de termen “waterweg”, “haven”, “zeehandelshaven” en “haveninstallatie”

Waterwegen

In artikel 3, §2, 47° van het D.I.W. wordt een waterweg als volgt gedefinieerd: “een als bevaarbaar aangeduide waterloop of kanaal met een verbindingsfunctie via het water, alsmede de havens en dokken”. Deze definitie wordt ook gebruikt in deze handleiding.

De waterwegen zijn onderverdeeld in zes klassen, volgens de maximaal toegelaten scheepsmaat of de zogenaamde CEMT-classificatie. De CEMT-klassen zijn: klasse I, II, III, IV, V en VI. De CEMT-klasse IV komt in de praktijk overeen met een waterweg voor schepen van 1350 ton, waarbij “waterwegen voor schepen van meer dan 1350 ton” dan ook geïnterpreteerd moet worden als de waterwegen van  CEMT-klasse V en VI.

Havens, zeehandelshavens en haveninstallaties

Met de term “havens” wordt het waterwegennetwerk in een havengebied bedoeld. De term “havens” vormt dus een deelgroep van de ruimere term “waterwegen”, gezien “havens” expliciet vernoemd worden onder de ruime definitie van een “waterweg” (zie hoger). Ook “visserijhavens” vallen onder de term “havens”.

Met de term “zeehandelshavens” wordt het waterwegennetwerk in een zeehavengebied bedoeld. De term “zeehandelshavens” vormt op zijn beurt dus een deelgroep van de ruimere term “havens” en dus ook van “waterwegen”. Zeehandelshavens zijn die havens die binnen de afbakening van een zeehavengebied liggen (i.e. Antwerpen, Gent, Zeebrugge en Oostende).

Met de term “haveninstallaties” worden de onroerende infrastructuren bedoeld die een onlosmakelijk deel uitmaken van de waterweg en die nodig zijn voor de bediening van het waterwegennetwerk in een havengebied (zoals sluizen en pieren). Dokken en sluizen worden expliciet genoemd als zijnde “haveninstallaties” in rubriek 10f van bijlage II. De term haveninstallaties dient dus eng geïnterpreteerd te worden.

Dokken vallen trouwens ook onder de ruime definitie van een “waterweg” (zie hoger). Sluizen dienen beschouwd te worden als infrastructuurwerken die onlosmakelijk deel uitmaken van de waterweg waarop deze gebouwd zijn en ze vallen derhalve ook onder de term “waterwegen”.

De aanleg van en werken aan andere kleinere maritieme haveninfrastructuren vallen NIET onder de termen “aanleg van waterwegen, havens en haveninstallaties”. Zulke werken vallen onder de W/U-rubriek van rubriek  13 van bijlage III (zie verder) indien deze tenminste leiden tot een toename van de gebruiksintensiteit. Zulke werken worden dan beschouwd als wijzigingen of uitbreidingen van (het waterwegennetwerk van) de haven.

De betekenis van “aanleg” van een waterweg

Gezien “havens”, “zeehandelshavens” en “haveninstallaties” dus eigenlijk een deelgroep uitmaken van de ruim te interpreteren term “waterwegen”, zal hier onder enkel gesproken worden over de aanleg van waterwegen.

Aanleg van een nieuwe waterweg

De term “aanleg” wijst op de creatie van iets nieuws, i.c. een nieuwe waterweg. Men kan dus argumenteren dat onder de rubriek “aanleg van waterwegen” in eerste instantie de aanleg van een nieuwe waterweg bedoeld wordt waar tevoren nog geen infrastructuur aanwezig was. Gezien de ruime definitie van de term “waterweg”, valt ook de aanleg van een nieuw dok of een nieuwe sluis2 hier onder.

Een sluis (binnen of buiten een havengebied) moet beschouwd worden als een infrastructuurwerk dat onlosmakelijk deel uitmaakt van de waterweg waarop deze gebouwd is en valt derhalve ook onder de term “waterwegen”. De aanleg van een sluis in een havengebied wordt bovendien expliciet vernoemd in rubriek 10f van bijlage II.

Onder de “aanleg van een nieuwe sluis” dient verstaan te worden de aanleg van een nieuw sluizencomplex (bestaande uit één of meerdere sluizen) alsook de verlenging, verlegging of verbreding van een bestaand sluizencomplex buiten zijn huidige contouren.

Voorbeeld: De uitbreiding van een sluizencomplex met een extra sluis buiten de bestaande contouren van het complex, valt onder rubriek 11 van bijlage I of onder rubriek 10f of g van bijlage II, afhankelijk van de CEMT-klasse van de waterweg.

Verbreding van een waterweg

De term “aanleg” dient ruimer geïnterpreteerd te worden dan enkel de aanleg van een nieuwe waterweg. Ook bepaalde verbredingen van een bestaande waterweg dienen beschouwd te worden als de aanleg van een waterweg, namelijk de “verbreding van een waterweg over een bepaald segment van die waterweg teneinde de capaciteit van die waterweg over dat segment te verhogen”.

Verbredingen die niet onder deze omschrijving vallen, worden niet beschouwd als de aanleg van een waterweg. Een aantal elementen in bovenstaande omschrijving worden hier onder nog verduidelijkt:

  • Zowel een verbreding die bestaat uit het verleggen van één van de oevers als van beide oevers worden hier bedoeld.
  • Bovenstaande omschrijving is zowel van toepassing op (natuurlijke) waterlopen als op (kunstmatige) kanalen.
  • Elke verbreding die tot doel heeft om de capaciteit te verhogen, valt onder de omschrijving, niet enkel verbredingen die leiden tot een hogere CEMT-classificatie van de waterloop. Een verbreding zonder dat de CEMT-classificatie verandert, valt dus ook onder de omschrijving.
  • De termen “over een bepaald segment van de waterweg” dienen ruim geïnterpreteerd te worden. Strikt lokale verbredingen (bijvoorbeeld het wegwerken van een versmalling onder een brug) vallen hier echter niet onder.
  • Ook de verbreding van een dok valt hier onder als het aan de volledige omschrijving voldoet.
  • Ook de verbreding van een sluis binnen de contouren van het bestaande sluizencomplex valt hier onder.

Verlenging en verlegging van een waterweg

De verlenging van een bestaande waterweg valt onder de termen “aanleg van waterwegen”. Het betreft hier immers in feite de aanleg van een nieuw stuk waterweg.

De verlegging van een bestaande waterweg valt onder de termen “aanleg van waterwegen”. Het betreft hier immers in feite de aanleg van een stuk waterweg op locatie waar voorheen nog geen waterweg was.








  • Geen labels