Eens je de nodige rechten hebt kan je fiches aanmaken in het DOV-portaal. Dit kan a) manueel via het DOV-portaal, b) in bulk door een bestand op te laden in het DOV-portaal, of c) door automatische uitwisseling via DOV-services. Deze pagina beschrijft stap-voor-stap hoe de manuele aanmaak gebeurt (optie a).

Inloggen op DOV

  • Navigeer naar dov.vlaanderen.be/portaal
  • Klik rechtsboven op 'log in'
  • Gebruik een van de voorgestelde methodes om u aan te melden bij de Vlaamse Overheid. 
  • Kies voor 'werkrelatie xxxx' (xxxx= de naam van uw bedrijf of organisatie)
  • U komt terug op de portaal pagina. Rechtsboven kan u zien dat u ingelogd bent. 
  • U ziet ook een aantal nieuwe opties, zoals 'nieuwe put', 'XML-import', 'invoer peilmetingen' en 'beheer instrumenten'. Deze zijn nodig om manueel grondwaterdata te kunnen aanleveren aan DOV. Indien deze opties niet ziet staan, kan u best laten nakijken of u de nodige rechten werden toegekend (check de instructies over het toekennen van gebruikersrechten)

Een put aanmaken

  • In het portaal: klik op 'nieuwe put'. Er opent een wizard om stap-voor-stap een nieuwe put aan te maken. 
  • In het eerste venster geef je de locatie van de put aan. Je kan hiervoor een punt op de kaart aanklikken (1.), of de XY locatie bovenaan de kaart ingeven.
  • Vervolgens kan je de put koppelen aan een bestaande boring (indien die al in DOV werd ingegeven door het boorbedrijf). Aan de rechterzijde verschijnt een overzicht gekende boringen in de nabijheid van de peilput. Selecteer hier de juiste boring (2.). Zie ook toelichting hieronder over verschil boring en put. Klik vervolgens op de knop 'Koppel aan Boring' (3. onderaan rechts). Het kan ook zijn dat er geen boringfiche bestaat voor de peilbuis. In dat geval kies je voor 'Geen Koppeling'. Het veld 'reden wijziging' is niet relevant voor nieuwe putten. 
    • Noot: verschil boringfiche en putfiche: de boringfiche geeft info over de geologie die werd aangetroffen tijdens het boren. De putfiche geeft informatie over de grondwaterinstallatie waarmee de boring werd afgewerkt, bv. als peilput of als grondwaterwinning. In het geval van grondwatermetingen dus meestal een gebuisde peilbuis. 
  •  Hierna opent de putfiche, waarin de ligging (en koppeling met boring) als werden ingevuld. Vul nu de gegevens verder aan. De rode velden zijn verplicht in te vullen. 
    • Datum in gebruik: deze datum is best de datum van de eerste meting. 
    • Putsoort: meestal 'verbuisde boorput' voor een peilbuis
    • Status: liefst 'Publiek', zodat het door iedereen kan geraadpleegd worden. 
    • Diepte: in meter
  • tab 'Ligging':
    • methode_XY: geef de methode in hoe het XY werd bepaald. Indien aangeduid op de luchtfoto in de wizard, kies je 'XY_gedigitaliseerd_op_orthofoto'
    • betrouwbaarheid XY: kies voor goed, tenzij je de locatie zelf niet bepaald hebt, en geen info hebt over hoe goed de aangeleverde locatie is
    • origine XY: wie heeft de XY bepaald. Meestal je eigen naam of de naam van je organisatie.
      • Tip: begin te typen in het veld, dan krijg je suggesties over gekende organisaties. 
    • Aanvangspeil: is het referentiepeil waarvan de putafwerking wordt gerapporteerd. Meestal is dit 'is gestart op het maaiveld'. Tenzij bv. eerst een kuil gegraven werd
    • Maaiveld (mTAW): geef het maaiveld in zoals werd opgemeten.
      • Tip: je kan dit ook automatisch laten invullen door de toepassing (obv DHM VII). Klik hiervoor op de knop 'Acties' en kies voor 'DHM als maaiveld op moment van uitvoering' (zie screenshot hieronder). 
  • tab 'Putafwerking':
    • dit tabblad bevat niet verplichte info. Meestal wordt dit aangeleverd door diegene die de peilbuis heeft geplaatst (terreinmedewerker, boorbedrijf).
    • bedscherming: dit gaat over een straatpot of beschermbuis rond de peilbuis, niet over de peilbuis zelf. 
  • tab 'Beheerder':
    • Vul hier de naam van de beheerder in, en de datum vanaf wanneer. Deze datum komt best overeen met de 'datum in gebruik'. Enkel de beheerder kan peilmetingen toevoegen aan de peilbuis. Indien de dataverzamelaar en databeheerder niet dezelfde is, wordt de keuze best even besproken met DOV-medewerkers. Bv. een bedrijf of landmeter verzamelt grondwaterpeilen in naam van een gemeente.
  • Klik op 'opslaan' (onderaan op de pagina) om de put toe te voegen aan DOV. Er worden nu een aantal nieuwe tabs zichbaar, waarmee filters kunnen worden toegevoegd, of peilmetingen bekeken. 
  • Om de putfiche achteraf nog te wijzigen, klik op 'Acties' en 'Editeer'. 


Een filter toevoegen aan een put

  • Open de putfiche van de put waaraan je een filter wilt toevoegen. 
  • Klik op tabblad 'filters'. 
  • Klik op 'acties' en 'peilfilter toevoegen'. Er opent nu een filterfiche. 
  • Vul de verplichte velden in: 
    • meetnet: het DOV-team kan je bijstaan in de juiste keuze,
    • aquifer: kies de HCOV laag waarin de filter gestoken werd.
      • noot ivm diepte. De putdiepte is de totale diepte van de peilbuis/put. De filter kan minder diep zitten.
    • datum in gebruik: best dezelfde datum als 'in gebruik' van de put. 
  • tab 'opbouw filter': hier kan je de exacte opbouw van de filter- en buisstukken in de peilbuis meegeven. Dit kan belangrijk zijn om te begrijpen welke diepte er exact bemeten wordt.
  • tab 'referentiepunten': geef hier het referentiepunt mee, waartegen de waterdiepte gemeten zal worden. Dit referentiepunt dient in mTAW te zijn opgemeten. Het referentiepunt kan doorheen de tijd wijzigen, bv. als de bovenkant van de peilbuis wordt ingekort. Dit referentiepunt wordt verder niet gebruikt in de metingen (die sowieso in mTAW worden doorgegeven).
  • Klik op 'opslaan' (onderaan op de pagina) om de filter toe te voegen aan DOV. Er worden nu een aantal nieuwe tabs zichbaar, waarmee peilmetingen kunnen worden toegevoegd. 
    • tabblad 'metingen': toevoegen van manuele peilmetingen en kwaliteitsmetingen. HF metingen kunnen enkel bekeken worden, niet toegevoegd.
    • tabblad 'instrumenten': koppelen van meetinstrumenten voor HF metingen
  • Om de filterfiche achteraf nog te wijzigen, klik op 'Acties' en 'Editeer'. 
  • De filter verschijnt nu ook in het tabblad 'filters' van de putfiche. 


Manuele metingen toevoegen

Optie 1: via de filterfiche

  • Open de filterfiche (via rechtstreekse link of via putfiche → tabblad 'filters' → klikken op nr van de filter)
  • Ga naar tabblad 'metingen' → klik links op 'peilmetingen' → klik op 'Acties' en dan op 'Editeer'. 
  • Vul nu de eerste record in. De rode velden zijn verplicht in te vullen. 
    • type: gebruik hier 'peilmeting'.
    • datum: kan niet voor de datum van ingebruikname van de filter, van de put of van de databeheerder liggen. 
    • referentiepunt: meestal tov mTAW, waarna je ook het veld 'diepte tov TAW' dient in te vullen. 
    • peilmeetmethode: meestal peillint voor manuele metingen. 
    • Opmeter: de naam van de persoon die de meting uitvoerde. Indien niet gekend, vul dan de naam van de organisatie in. 
  • Het is ook mogelijk interessante observaties mee te geven die niet noodzakelijk samengaan met een peilmeting (bv. put staat droog, buis overstroomd, diver defect). Kies daarvoor type = 'waarneming', en vul dan het veld 'waarneming' in. Eventueel kan dergelijke waarneming ook intern gehouden worden via veld 'beveiliging' (al zijn we voorstander om ook deze informatie publiek te houden, zodat gebruikers de gegevens goed kunnen interpreteren). 
  • Klik op 'Opslaan'.
  • Je kan de metingen bekijken in het tabblad 'Grafiek'.


Optie 2: via de bulkinvoer van peilmetingen

  • In het portaal, kies voor Grondwater → Invoer peilmetingen. Dit opent de pagina voor 'peilmetingen bulkinvoer'.
  • Vul de velden in (zie optie 1 voor meer uitleg bij deze velden)
  • Klik op Opslaan om alle records toe te voegen aan DOV. Enkel als alle peilmetingen voor een filter geldig zijn, worden ze opgeslaan. 
  • Het is ook mogelijk meerdere peilmetingen in te laden vanuit een bestand (zie stappenplan voor bulkingave)


Instrumenten en sensoren aanmaken

Stap 1: het instrument aanmaken

  • In het portaal, kies voor Beheer → Beheer instrumenten. Dit opent de pagina voor 'beheer van instrumenten'.
  • Klik op 'Nieuw'.  Dit opent een pagina om een nieuw instrument aan te maken.
  • Vul de gegevens in. Rode velden zijn verplicht:
    • Een aantal velden zijn gekoppeld aan een codelijst. Het is niet mogelijk zelf nieuwe elementen toe te voegen aan deze lijsten. Dit kan enkel gebeuren door een DOV-medewerker. Mochten er bepaalde instrument, sensortypes, ... ontbreken, laat dit dan weten aan het DOV-team, en wij voegen die asap toe. 
    • De toegelaten waarden van de codelijsten zijn terug te vinden in de tabel hieronder.  
    • Naam: een naam voor de sensor. Deze moet niet uniek zijn
    • Serienummer: het serienummer. Deze moet niet uniek zijn
    • Datum in gebruik: eerste datum van meetwaarden. Deze datum kan vroeger zijn dan bv. de datum ingebruikname van een put of filter.
    • Instrument type: bv. diver, een gazondolk. Dit is een codelijst
      • Een instrument kan meerdere sensoren aan boord hebben. Die worden in een volgende stap gedefinieerd. 
    • Referentie: mag leeg blijven
    • Metadata wordt best ook ingevuld. Fabrikant, Merk en Typenummer en transmissie zijn codelijsten.
  • Klik op 'Opslaan' om de informatie op te slaan. Hiermee keer je terug naar het overzicht van je instrumenten. Het nieuwe instrument is toegevoegd aan de lijst.





stap 2: sensoren toevoegen aan het instrument

  • Open de instrumentenfiche (door in de lijst van instrumentenbeheer te klikken op de naam van een instrument)
  • Ga naar tabblad 'sensoren'.
  • Klik op de blauwe knop 'Actie' (opgelet! linksboven op de pagina. Niet verwarren met de knop 'Acties' in tabblad 'sensoren' die nu nog disabled staat, deze dient om data toe te voegen). 
  • Klik op 'Editeer'.
  • In de lege lijn vul je de gegevens in van de nieuwe sensor. Voeg zoveel sensoren toe als nodig. 
    • Naam: dit is een vrij te kiezen naam voor de sensor. Deze naam moet niet uniek zijn, en mag dus dezelfde zijn voor bv. alle gelijkaardige instrumenten (bv. zo hebben gazondolken telkens 3 temperatuursensoren en 1 bodemvochtsensor). 
    • Identificatie: dit is het sensortype en is specifiek voor het instrumenttype.
      • De mogelijke waarden komen uit een codelijst en hangen samen met het instrumenttype, en is ook vooraf gedefinieerd.
      • Opgelet: de combinatie identificatie en parameter moet uniek zijn. Zo heeft elke gazondolk 3 sensoren voor temperatuur hebben. Deze hebben allemaal parameter = Temperatuur. Maar ze moeten wel elk een eigen identificatie (=sensortype) hebben. Voor een gazondolk gaan er dus meerdere sensortypes moeten zijn, namelijk 'temperatuur op 10cm hoogte', 'temperatuur op 0cm' en 'temperatuur op 14cm diepte'.  Er komt een foutmelding indien de combinatie identificatie en parameter meerdere keren voorkomt.
    •  Parameter: dit is de parameter die gemeten wordt door de sensor. 
    • Meeteenheid: de meeteenheid waarin de parameter gemeten en gerapporteerd wordt. 
  • Klik op 'opslaan' om de nieuwe lijnen toe te voegen (of aangepassingen aan bestaande sensoren te bewaren).
  • Sensoren verwijderen via 'Actie' → 'editeer' → selecteer de te verwijderen sensor → 'Acties' → 'verwijder selectie'


Stap 3: instrumenten koppelen aan een filter

  • Open de instrumentenfiche (door in de lijst van instrumentenbeheer te klikken op de naam van een instrument)
  • Ga naar tabblad 'koppelingen'.
  • Klik op 'Actie' (niet 'Acties') → 'nieuwe filterkoppeling'
  • Vul de informatie van de koppeling in. Rode velden zijn verplicht:
    • Filter: de referentie van een bestaande filter. Je kan filters zoeken door de GW-ID van de put te beginnen typen, in de dropdown verschijnen dan de putten en filtes in je eigen beheer. Klik op de juiste filter om hem te selecteren. 
    • Gekoppeld van: de datum (en uur) waarop het instrument in de put/filter werd geplaatst. Dit hoeft niet de datum van 'in gebruik' zijn van het instrument, maar mag wel niet vroeger liggen. Het kan ook niet vroeger liggen dan de aanlegdatum van de put/filter. 
    • Koppelnaam: een unieke code om de koppeling aan te duiden, bv. de combinatie GW_id met instrumentID bv. POVGW_WAAS_04.diverA21
    • Ophanglengte en referentie ophanglengte is enkel relevant als er ruwe meetreeksen van waterdieptes (waterkolom boven de sensor) worden aangeleverd (waarbij de omrekening dan door DOV gebeurt). De bijhorende hoogte van het referentiepunt wordt dan overgenomen uit de filterfiche, bv. de hoogte van het maaiveld. 
  • Klik op het vink-icoontje rechts om de nieuwe koppeling op te slaan. De koppeling wordt toegevoegd als een tegel aan de lijst.
  • Gebruik de icoontje rechts om de koppeling nog te wijzigen of om ze te verwijderen. 
  • In de instrumentenlijst is de koppeling zichtbaar in de rechterkolom 'actieve koppeling'. Je moet de lijst wel eventueel refreshen als de link net werd aangemaakt. Je kan op de links klikken om meteen naar de bijhorende putfiche of filterfiche te springen. 
  • In de filterfiche is de meting nu terug te vinden. Op de putfiche is de koppeling niet terug te vinden (enkel dus via de filterfiche).
    • op tabblad 'metingen' → subtab 'meetreeksen' staan de sensoren,
    • op tabblad 'instrumenten' is de koppeling terug te vinden met het instrument,
    • op tabblad 'Grafiek' kan je nu ook de HF meetreeks selecteren voor visualisatie met manuele metingen. 

Loggermetingen (HF-metingen) toevoegen

Loggermetingen worden steeds in batch toegevoegd (en dus niet meetpunt per meetpunt).

Volg daartoe het stappenplan op de pagina over batchverwerkingen.


Grondwatermonsters aanmaken

(waarschuwing) Nog aan te vullen


Waterkwaliteitsmetingen toevoegen

(waarschuwing) Nog aan te vullen

zie Analyse Sabine VLM data voor inspiratie

  • Geen labels