Dit richtlijnensysteem is er in zijn geheel op gericht te komen tot betere m.e.r.-procedures en betere MER's. Doorheen dit richtlijnensysteem wordt dus op veel verschillende plaatsen aangegeven hoe een goede milieueffectrapportage en een goed milieueffectrapport tot stand komt. Hier worden een aantal pragmatische elementen die elders minder expliciet aan bod zijn gekomen onder de aandacht gebracht. Ze zijn in de eerste plaats bedoeld voor de MER-experten maar zijn vaak ook breder toepasbaar.

Hierbij wordt niet systematisch een onderscheid gemaakt tussen m.e.r. en MER, aangezien alles wat bijdraagt tot een goed proces automatisch ook bijdraagt tot een goed rapport.

  • Een grote betrokkenheid en gedrevenheid bij zowel de initiatiefnemer, de erkende deskundigen, de MER-coördinator en de dossierbehandelaar bij het Team Mer is belangrijk om tot een geslaagd proces te komen. De wil om te slagen en tot een kwaliteitsvol resultaat te komen moet bij iedereen aanwezig zijn.
  • Een duurzaam en gedragen MER is vaak het resultaat van een coproductie tussen initiatiefnemer, Team Mer, adviserende instanties, MER-deskundigen, externe experten, burgers en belangenverenigingen. Het vroeg afstemmen met deze verschillende partijen is een sleutel voor succes.
  • Van bij het begin moet met open agenda's gewerkt worden; dat vormt de basis voor het nodige onderlinge vertrouwen.
  • Een MER kan maar goed zijn als er voldoende informatie is met betrekking tot het plan of project en zijn eventuele alternatieven.
  • De kwaliteit van een MER heeft alles te winnen bij een goede inspraak van de burger. Het belang van informatieverstrekking en van het goed voorbereiden van de terinzagelegging kan niet overschat worden.
  • Tegenover een goed MER moet een voldoende budget staan.
  • De MER-coördinator is in de praktijk ook vaak de coördinator van het m.e.r.-proces. Dit vraagt de nodige inspanningen en de juiste skills.
  • De scope van een MER staat zelden precies vast op het moment dat de initiatiefnemer een studiebureau aanstelt om het MER op te maken. Alle partijen moeten zich flexibel opstellen om met dit gegeven om te gaan.
  • Geen enkele deskundige kan een goed rapport schrijven zonder eerst een terreinbezoek te hebben uitgevoerd. Zonder een terreinbezoek kan geen goede beschrijving van de referentiesituatie gemaakt worden noch een goed beoordelingskader. Bestaande kaartlagen moeten op het terrein steeds geverifieerd worden en eventueel aangepast worden aan de werkelijkheid.
  • Deelname van adviesinstanties en vergunningverleners aan een gezamenlijk terreinbezoek kan een duidelijke meerwaarde hebben. Het kan leiden tot minder discussies bij de scoping en tot een beter begrip van de besluiten van het MER. Het terreinbezoek wordt in zo'n geval best door de initiatiefnemer georganiseerd.
  • Teksten die overgenomen worden uit bestaande rapporten of publicaties moeten steeds geverifieerd worden op juistheid en actualiteit, en moeten correct geciteerd worden.
  • MER's maken gebruik van bestaande informatie maar zijn ook altijd maatwerk. Zelden kunnen teksten of gegevens uit andere (MER-)rapporten zonder meer overgenomen worden. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor een project-MER volgend op een (geweigerde) ontheffingsaanvraag of volgend op een plan-MER voor het plan dat de aanleiding vormt voor het project. De verschillen in aanpak en detailniveau van de drie instrumenten zijn van die aard dat de verschillende rapporten niet zonder meer als basis voor elkaar kunnen dienen. Indien men op voorhand weet dat verschillende procedures moeten doorlopen worden, kan men er wel naar streven om inhoud en detailniveau zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.
  • Een erkende MER-deskundige is onafhankelijk, kritisch, objectief en niet vooringenomen.
  • Het richtlijnenboek of -systeem dat voor de discipline en/of activiteitengroep is geschreven moet geconsulteerd worden.
  • Het beoordelingskader vormt de kern van een goed MER; hier moet dan ook de nodige tijd en aandacht aan besteed worden.
  • Elk studiebureau moet zorgen voor een systeem van interne kwaliteitscontrole. Zelfstandige deskundigen moeten zich aansluiten bij het systeem van kwaliteitscontrole dat door de MER-coördinator wordt opgelegd.
  • Op elke vraag of stelling in de richtlijnen moet in het MER een antwoord komen.
  • Naast de richtlijnen is ook het verslag van de ontwerptekstvergadering een belangrijke document bij het opstellen resp. afwerken van een MER. Aan dit verslag, op te stellen door de MER-coördinator, moet dan ook de nodige aandacht besteed worden.
  • Bij de terinzagelegging van het startdocument van zowel plan- als project-MER's vergewist de coördinator zich best persoonlijk van de stand van zaken en het vlotte verloop van de procedure, om vertragingen te vermijden.
  • Helder, compact taalgebruik is van het grootste belang, ook in de meer technisch gerichte onderdelen van de rapporten.


Bovenstaande elementen hebben in de eerste plaats betrekking op plan- en project-MER's. Bij ontheffingsaanvragen en screenings zijn de procedures eenvoudiger, en wordt bijvoorbeeld ook minder of geen aandacht besteed aan actieve openbaarheid. Veel van de hier opgesomde elementen zijn dan ook niet van toepassing op deze instrumenten.

Wat wel overeind blijft is:

  • de nood aan professionalisme en kwaliteit (ook bv. bij screenings, waarbij geen MER-deskundige of –coördinator dient betrokken te worden);
  • de nood aan goede communicatie tussen deskundigen, bevoegde overheden en initiatiefnemers;
  • de noodzaak van werken met goede basisgegevens en duidelijke beoordelingscriteria;
  • de behoefte aan interne kwaliteitscontrole en aan heldere rapportage.

Ontheffingsnota's en screeningsnota's moeten zich, meer nog dan MER's, richten op de essentie: in dit geval het overtuigend aantonen van het afwezig zijn van aanzienlijke effecten.

  • Geen labels