Versies vergeleken

Uitleg

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Opmaak is veranderd.

...

Raadpleeg de handleiding van de DOV-verkenner voor de algemene functionaliteiten.

Inhoudsopgave

1.     Algemeen

De waterbodemverkenner berekent een gebiedsdekkende onderzoeksprioritering voor de waterbodems in Vlaanderen. De onderzoeksprioritering heeft als doelstelling om te bepalen voor welke waterloop-segmenten er prioritair een onderzoekstraject zal opgestart worden ter voorbereiding van een eventuele aanpak van verontreinigde waterbodem. De onderzoeksprioritering is een geïntegreerde maat voor verontreiniging, de ecologische waarde, de kans op duurzaam herstel en het maatschappelijk belang van waterloopsegmenten, uitgewerkt op een ruimtelijk expliciete manier. Het ondersteunt een integrale sediment– en waterbodembeheer op Vlaams niveau.

...

Hier volgt een beschrijving van de acht weerhouden criteria ter ondersteuning onderzoeksprioritering. De acht geselecteerde criteria weerspiegelen de maat van verontreiniging, de ecologische waarde, de kans op duurzaam herstel en het maatschappelijk belang van waterloopsegmenten op een ruimtelijk expliciete manier. Elk criterium wordt opgedeeld in klassen waaraan scores worden gekoppeld, en tevens wordt voor elk criterium een wegingsfactor gedefinieerd (zie sectie 2.3).

Maat van waterbodemverontreiniging

Triade Kwaliteitsbeoordeling (TKB)

Ecologische beoordeling van de kwaliteit van de waterbodem in Vlaanderen volgens triade bestaat uit drie verschillende evaluaties die gecombineerd worden tot één eindbeoordeling: een fysisch chemische, een ecotoxicologische en een biologische evaluatie. De kwaliteit van een waterbodem wordt vergeleken met een referentiebodem die de natuurlijke toestand benadert (Deckere, Cooman et al. 2000). Hoe meer luiken een afwijking ten opzichte van de referentiebodem vertonen, hoe slechter de waterbodemkwaliteit.  Sinds 2016 worden elke 6 jaar  300 meetplaatsen bemonsterd binnen het waterbodemmeetnet (VMM), voorheen betrof dit 600 meetplaatsen elke 4 jaar. De TKB geeft een bestaand risico voor verontreininging.

Fysico-chemische signaalwaarde (FCS)

Beoordeling van het potentieel risico voor verontreiniging op basis van louter fysico-chemische waarden. Ter evaluatie werden 31 polluenten binnen de groepen metalen, PAK's, PCB's en KWS geselecteerd. Per polluent wordt de geobserveerde meetwaarden vergeleken met vastgelegde triggerwaarden (studie Universiteit Antwerpen; overzicht in Bijlage A). Hoe hoger de overschrijding ten opzichte van de triggerwaarde, hoe hoger het risico op een verontreinigde waterbodem.

Kwaliteit van aquatisch ecosysteem

Multimetrische Macro-invertebratenindex Vlaanderen (MMIF)

Index beoordeelt de macro-invertebratenfauna van rivieren en meren conform de Europese kaderrichtlijn Water (KRW) op basis van vijf criteria die een maat zijn voor de diversiteit, samenstelling, omvang en tolerantie van de populatie (sinds 2012 vervanger van Belgische biotische index (BBI) uit BOS_PRIO). De eindbeoordeling is een bio-index waarde tussen 0 en 1 waarbij een hoge waarde duidt op een zeer goede ecologische status. Het meetnet wordt onderhouden door VMM.

Visindex

De visindex geeft een geïntegreerde score van de ecologische kwaliteit van het visbestand weer ten opzichte van een referentiesituatie (vervanger van Palingenpolluentenmeetnet uit BOS_PRIO). De eindbeoordeling is de ecologische kwaliteitsindex (EQR) en varieert tussen 0 (slecht) en 1 (maximaal ecologisch potentieel). De indicator wordt jaarlijks gemeten door INBO. Net zoals bij de palingpolluentenmeetnet wordt de hoogste score toegekend aan segmenten met het laagste ecologisch potentieel. Een lage EQR suggereert de aanwezigheid van schadelijke bio-accumulerende polluenten en een verslechterde ecologische toestand ten gevolge van vrijgave polluenten uit waterbodem, en dus prioritair te behandelen.

Structuur

Het uitzicht van een natuurlijke beek wordt bepaald door een aantal structuurkenmerken die van levensbelang zijn voor dieren en planten in en om de beek. Voor het beoordelen van een waterloop met betrekking tot de structuur werd gebruik gemaakt van de aanwezigheid van de volgende kenmerken: meandering, stroom-kuilen patroon (afwisseling van diepe en ondiepe plaatsen) en de aanwezigheid van holle oevers. De combinatie van de drie kenmerken geeft een maat voor de morfologische variatie en dus zelfreinigend vermogen van de waterloop. De structuurkenmerken worden opgedeeld in volgende klassen: zeer waardevol (B1, S1, R1); waardevol (B2, S2, R2); matig (B3, S3, R3); slecht (B4, S4, R4); zeer slecht (B5, S5, R5); kanaal (kan); drooggevallen (drg, polderwaterloop); geen gegevens (gi). Bron: Bervoets, Schneiders en Wils, studie uitgevoerd door de UIA i.o.v. AMINAL, afdeling water, 1990 – 1995.

Kans op duurzaam herstel

Strahler

De Strahlerorde wordt aangewend als fysische maat voor de overgang van boven- naar benedenloop. De achterliggende gedachte is dat een plotse toename in breedte of diepte vooral plaatsvindt na de samenvloeiing van enkele grotere waterlopen. De Strahlerorde komt dus overeen met de vertakkingsgraad van de waterloop en varieert van 1 (bij de bron) t.e.m. 8. De kunstmatige waterlopen (kanalen) worden afzonderlijk beschouwd. Hoe kleiner de strahler orde hoe dichter bij de bron en hoe lager de kans op stroomopwaarste verontreinigingsbronnen, en dus hoe hoger de kans op duurzaam herstel. Bron: Bervoets, Schneiders en Wils, studie uitgevoerd door de UIA i.o.v. AMINAL, afdeling water, 1990 – 1995.

Ruimtegebruik

Bepaling van dominant landgebruik op de oever van waterloopsegmenten en hieraan gekoppeld de evaluatie of het al dan niet in overstromingsgebied ligt. Het dominant landgebruik geeft een maat voor de kans op herstel aan waarbij ecologische waardevolle gebieden zoals natuur en landbouw sneller herstellen dan bijvoorbeeld industrie. Bovendien geeft het een indicatie van de omvang van de te beschermen waardevolle gebieden (zijnde natuur en landbouw). Dergelijke gebieden krijgen dan ook een hogere prioritering. Ligging in overstromingsgebied geeft een indicatie voor mogelijke verspreiding van waterbodemverontreiniging. Indien dominant landgebruik overstroombaar is krijgt het een hogere prioritering. Landgebruikscategorieën zijn gebaseerd op de landgebruikskaart Vlaanderen 2016.

Maatschappelijk belang

Oppervlaktewaterwingebied

Voor de ligging in oppervlaktewaterwingebied voor drinkwater worden de gebieden (inclusief riviersegmenten) weerhouden welke vastgesteld zijn in het Besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 1998 tot aanduiding van de oppervlaktewateren bestemd voor de productie van drinkwater categorie A1, A2 en A3, zwemwater, viswater en schelpdierwater. Een waterloopsegment dat deel uitmaakt van een oppervlaktewaterwingebied krijgt een score 1.

 

2.3 Standaard wegingsfactoren

Per criteria wordt een standaard wegingsfactor gedefinieerd. De gebruikte wegingen stemmen overeen met deze vastgelegd in de BOS_PRIO, en in het geval van de MMIF en Visindex aangepast binnen de studie “Opmaak van een prototype Waterbodemverkenner” (Notebaert et al., 2018).

 

Criteria

Wegingsfactor

Maat van waterbodemverontreiniging

Triade Kwaliteitsbeoordeling (TKB)

0.325 (/0)*

Fysico-chemische signaalwaarde (FCS)

0.2 (/0.525)*

Kwaliteit van aquatisch ecosysteem

Multimetrische Macro-invertebratenindex Vlaanderen (MMIF)

0.05

Structuur

0.025

Visindex

0.025

Kans op herstel

Strahler

0.2

Ruimtegebruik

0.125

Maatschappelijk belang

Oppervlaktewaterwingebied

0.05

 

*Opgelet de belangrijkste criteria hebben betrekking op de maat van de verontreiniging. Deze wordt voorgesteld door Triade Kwaliteitsbeoordeling (TKB) en de fysico-chemische signaalwaarde (FCS). Elk krijgen hun eigen wegingsfactor. Wegens het belang van deze twee criteria, en het feit dat de FCS voor (veel) meer punten beschikbaar is dan TKB (fysico-chemische signaalwaarde is telkens beschikbaar wanneer TKB beschikbaar is), werd beslist om de wegingsfactor van deze eerste te verhogen naar 0.525 wanneer TKB niet beschikbaar is.

...

De waterloopsegmenten worden verder ingedeeld naargelang hun gewogen score. Hierbij is er gekozen om de bovengrens en ondergrens automatisch te laten bepalen via percentielen. Hierbij wordt een geordende dataset in 100 delen van gelijke grootte verdeeld. Het k-de percentiel is dan een getal dat de k% kleinere data van de (100 – k)% grotere scheidt, bijvoorbeeld het 95e percentiel is een getal zodanig dat 95% van de data kleiner is en 5% groter of eraan gelijk.

 

Categorie

Percentiel

Legende

1

<25 %

Laagste onderzoeksprioritering

2

25-50%

Lage onderzoeksprioritering

3

50-75%

Beperkte onderzoeksprioritering

4

75-95%

Hoge onderzoeksprioritering

5

>95%

Hoogste onderzoeksprioritering

 

De waterloopsegmenten in categorie 5 zijn  de 5 procent slechts scorende segmenten en die bovenaan de onderzoekslijst voor aanpak verontreinigde waterbodems eindigen. Het automatische afbakenen van de onder- en bovengrens staat toe om bij aanpassingen van de gewichten met de schuifbalken telkens een nieuwe verdeling (top 5%) te bekomen die vergeleken kan worden tussen scenario’s.

...