Onderhoud Confluence zal vandaag om 17:00 uur gedurende ongeveer 30 minuten niet beschikbaar zijn vanwege een dringende beveiligingsupdate.
- Created by Inge De Cat, last modified on May 07, 2025
Algemeen
De beoordeling van de discipline lucht heeft als doel om de bijdrage van het plan/project aan de luchtkwaliteitsnormen en -doelstellingen in beeld te brengen en op basis hiervan al dan niet milderende maatregelen voor te stellen. Hierbij gebeurt steeds een beoordeling in functie van de luchtkwaliteitsnormen. Deze beoordeling brengt de lokale bijdrage in beeld. Voor polluenten die zich op grote schaal verplaatsen, zoals o.a. de NEC-polluenten (SO2, NOx, VOS, PM2,5 en NH3) is een bijkomende beoordeling nodig in functie van de verwachte emissies.
Het is belangrijk dat de beoordeling op een gestandaardiseerde manier gebeurt. Een degelijk uitgewerkte beoordeling is ook noodzakelijk om bij de verdere besluitvorming op een objectieve en transparante manier verschillende alternatieven met elkaar te kunnen vergelijken en hieruit conclusies te trekken. Dit kan enkel wanneer alle alternatieven op dezelfde manier beschreven werden en de voorkomende effectgroepen op dezelfde wijze werden uitgedrukt. De beoordeling moet hierbij niet bijgesteld worden om voor de verschillende alternatieven tot een onderscheidende bijdrage aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen en -normen te komen. Het is mogelijk dat alle alternatieven een identieke bijdrage hebben.
Een beoordeling van (de bijdrage aan) de luchtkwaliteitsnormen is voor alle types van milieueffectrapportage nodig, dus zowel op strategisch niveau, planniveau als projectniveau. Die beoordeling moet gebeuren ten opzichte van huidige en toekomstige streef- en grenswaarden.
Er moet niet enkel gekeken worden naar de effecten van het plan/project op de omgeving maar ook naar de impact van de omgeving op het plan/project. Wanneer bijvoorbeeld woonontwikkeling voorzien wordt nabij drukke verkeersaders, moet niet enkel nagegaan worden welke impact verwarmingsemissies en verkeer gegenereerd door deze woningen op de luchtkwaliteit zullen hebben. Het is ook nodig om na te gaan welke impact de huidige luchtkwaliteit op deze woonontwikkeling zal hebben. Ook voor de inplanting van infrastructuur voor gevoelige bevolkingsgroepen (zoals scholen en kinderdagverblijven) kan de impact van de omgeving op deze functies relevant zijn.
In het Vlaams Luchtbeleidsplan 2030 worden strategische doelstellingen op korte, middellange en lange termijn geformuleerd. Deze strategische doelstellingen worden vertaald in een aantal operationele doelstellingen inzake emissies en luchtkwaliteit en een aantal sectorspecifieke doelstellingen. Om de gezondheidsimpact van luchtvervuiling tot een minimum te beperken moeten de concentraties aan vervuilende polluenten dalen tot onder een bepaald richtniveau.
Op strategisch niveau is ook een inschatting van de emissies nodig i.f.v. de emissiereductiedoelstellingen voor 2030. Voor grote infrastructuurprojecten, zoals bvb. aanleg van nieuwe weginfrastructuur kan ook op plan- of projectniveau een inschatting van de emissies nodig zijn. Dit zal geval per geval afgewogen worden
Beoordeling i.f.v. luchtkwaliteit
Waar?
Volgens de Kaderrichtlijn Lucht1 moet de beoordeling van de luchtkwaliteit overal gebeuren met uitzondering van volgende locaties:
- locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is;
- op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen, waarop alle relevante bepalingen inzake gezondheid en veiligheid op het werk gelden;
- op de rijbaan van wegen;
- op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben.
De rijbaan van wegen moet eng geïnterpreteerd worden, spoor- en vaarwegen worden hier niet onder begrepen. Voor zijbermen van wegen geldt dezelfde interpretatie als voor de middenberm van wegen. Dit wil zeggen dat er geen beoordeling nodig is op deze locatie tenzij voetgangers toegang hebben tot de zijberm. Op alle andere locaties moet er wel een beoordeling van de luchtkwaliteit gebeuren.
Welke toetsingswaarde?
Voor luchtkwaliteit kunnen zeer veel verschillende toetsingswaarden vooropgesteld worden. In elk geval wordt getoetst aan wettelijke normen voor Vlaanderen. Als Europa grenswaarden voor de toekomst bepaalt maar deze nog niet doorvertaald zijn in de Vlaamse regelgeving, moet getoetst worden aan deze Europese waarden. Er dient niet enkel getoetst te worden aan de huidige immissiegrenswaarden in Vlarem en de Europese richtlijnen maar ook aan toekomstige gedefinieerde streef- en grenswaarden. Zo werd de nieuwe luchtkwaliteitsrichtlijn op 14 oktober 2024 goedgekeurd door de Raad van de Europese Unie. In deze richtlijn worden de luchtkwaliteitsnormen die tegen 2030 ook in Vlaanderen gehaald moeten worden verstrengd. Deze richtlijn wordt uiterlijk tegen eind 2026 omgezet in Vlaams milieurecht. In zowel plan- als project-MERs moet getoetst worden aan de luchtkwaliteitsnormen 2030 (zie Richtlijn EU/2024/2881, bijlage I, tabel 1).
Hoe beoordelen?
De luchtkwaliteit moet beoordeeld worden t.o.v. de luchtkwaliteitsnormen. Afhankelijk van de polluent kan dit gaan om jaargemiddelden, daggemiddelden, uurgemiddelden en/of aantal overschrijdingen. De beoordeling van het effect van het plan of project gebeurt in verschillende stappen:
- Eerst wordt – voor elke te toetsen locatie - de bijdrage van het plan of project berekend, uitgedrukt in µg/m³. Dit is het verschil tussen de immissiewaarde in de geplande situatie en de referentiesituatie. Deze bijdrage moet in het MER weergegeven worden aan de hand van een verschilkaart (bij voorkeur) of in tabelvorm.
- Vervolgens wordt de procentuele bijdrage bepaald aan de jaargemiddelde toetsingswaarden, zowel de huidige als de toekomstige. Voor plannen en projecten die pas na 2030 gerealiseerd worden, mag uitsluitend getoetst worden aan de luchtkwaliteitsnormen 2030.
- Tenslotte wordt een score gekoppeld aan deze procentuele bijdrage via onderstaand beoordelingskader.
Daarnaast moet ook nagegaan worden of het plan of project aanleiding geeft tot bijkomende overschrijding van de daggemiddelde en/of uurgemiddelde waarden.
Volgend beoordelingskader moet toegepast worden op alle plaatsen die beoordeeld moeten worden volgens de Kaderrichtlijn Lucht:
Invloed op omgeving | Score | |
---|---|---|
Plan/project zorgt voor daling X van immissie | X > 10% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen | +3 |
X > 3% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen | +2 | |
X > 1% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen | +1 | |
Plan/project heeft geen of zeer beperkte bijdrage aan immissie | X ≤ 1% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen | 0 |
Plan/project zorgt voor stijging X van immissie | X > 1% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen | -1 |
X > 3% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen | -2 | |
X > 10% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen | -3 | |
|
Voor percentielen wordt er geen afzonderlijk beoordelingskader voorzien. De deskundige bepaalt de immissiebijdrage of het aantal overschrijdingen en beoordeelt op basis van expert judgement de noodzaak aan milderende maatregelen.
Aandachtspunten bij de beoordeling
- Een “gemiddelde” waarde voor de geplande situatie geeft geen volledig beeld van de mogelijke effecten, het is dan ook belangrijk dat eveneens een “worst case situatie” (meest ongunstige situatie die in werkelijkheid kan voorkomen) beoordeeld wordt. Hierbij moet aangegeven worden in hoeveel % van de tijd dit kan voorkomen.
- De beoordeling van de luchtkwaliteit in een MER in de discipline lucht moet op straatniveau (± 1,5m) gebeuren en niet op andere hoogtes, ook niet indien er sprake is van woonzones met hoogbouw.
- De beoordeling van luchtkwaliteit (concentraties) gebeurt per straat, een globale score geven voor het volledige studiegebied is niet zinvol. Bij een groot studiegebied kan het aangewezen zijn om een globale beoordeling te doen. Hierbij moet er wel over gewaakt worden dat er geen uitmiddeling van effecten gebeurt. Dit kan door de gebieden aan te duiden waar een verbetering van de luchtkwaliteit plaatsvindt en de gebieden waar een verslechtering is. Hiervoor moet de oppervlakte (uitgedrukt in km²) en de weglengte (km) per score ( -1, -2, -3, 0, +1, +2,+3) gekwantificeerd worden bij gebruik van het model IMPACT. Bij gebruik van het model CAR Vlaanderen volstaat een kwantificering van de weglengte. Ook moet een inschatting van het aantal blootgestelden per visualisatieklasse gebeuren, waarbij minstens het aantal mensen ingeschat wordt dat blootgesteld wordt aan een concentratie hoger dan de milieukwaliteitsnorm.
- Bij grootschalige plannen en projecten kunnen aannames en onzekerheden uit de mobiliteitsanalyse een grote rol spelen bij de berekening en beoordeling van effecten op luchtkwaliteit. Het uitvoeren van een gevoeligheidsanalyse wordt aangeraden om inzicht te krijgen in de robuustheid van de bekomen resultaten. Zie ook de toelichting van het departement MOW over de inzet van de regionale verkeersmodellen voor een MER-procedure, o.a. over de interpretatie van de resultaten omwille van de doelstelling van deze verkeersmodellen.
- Uitgangspunten en randvoorwaarden die de basis vormen voor het effectenonderzoek moeten duidelijk in het MER opgelijst worden. Ook moet verduidelijkt worden waar en hoe deze uitgangspunten en randvoorwaarden verankerd kunnen worden in de verdere besluitvorming.
- De totale impact van de verschillende bronnen (wegverkeer, niet voor de weg bestemde mobiele bronnen,…) moet ook beoordeeld worden. Wanneer een modellering gebeurd is met verschillende luchtkwaliteitsmodellen, moet de totale impact ook beschreven en beoordeeld worden. Dit kan door op een aantal beoordelingspunten de sommatie te maken van de immissiebijdragen die met de verschillende modellen berekend worden, in combinatie met de achtergrond.
Milderende maatregelen?
Het onderzoeken van milderende maatregelen is gekoppeld aan de scores uit het beoordelingskader, in combinatie met de concentratie van zowel de huidige situatie (indien relevant) als die in 2030 van de beoordeelde polluent.
Beoordeling van het effect | Koppeling met milderende maatregelen | ||
---|---|---|---|
locaties met concentratie ≤ 80% MKN | locaties met concentratie > 80% MKN | ||
-1 | beperkt negatief | onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend | er moet onderzoek gebeuren naar milderende maatregelen |
-2 | negatief | er moet onderzoek gebeuren naar milderende maatregelen | er moet onderzoek gebeuren naar milderende maatregelen |
-3 | aanzienlijk negatief | er moeten in elk geval milderende maatregelen voorgesteld worden | er moeten in elk geval milderende maatregelen voorgesteld worden |
Hoe negatiever de effecten en de concentratie, hoe meer inspanningen er geleverd moeten worden bij het zoeken naar milderende maatregelen. Voor de geselecteerde milderende maatregelen, moet ook het resteffect in beeld gebracht en beoordeeld worden. Indien er geen milderende maatregelen voorgesteld kunnen worden, dient dit gemotiveerd te worden.
Voor percentielen moet onderzoek naar milderende maatregelen gebeuren vanaf een bijdrage van een extra uur of dag (bij toets aan uur- en daggemiddelden). Ook beleidsmatige randvoorwaarden kunnen aanleiding geven tot onderzoek naar milderende maatregelen.
Indien er maatregelen nodig zijn op basis van de bijdrage en de concentratie in 2030, kunnen ook maatregelen voorgesteld worden die pas tegen 2030 geïmplementeerd zullen worden.
Zie deel 5.5 voor meer informatie over mogelijke maatregelen en aanbevelingen.
Beoordeling i.f.v. uitstoot van polluenten
Wanneer?
Voor polluenten die zich op grote schaal verplaatsen, zoals o.a. de NEC-polluenten (SO2, NOx, VOS, PM2,5 en NH3) is een bijkomende beoordeling nodig van de omvang van de verwachte emissies. Een beoordeling op basis van de. luchtkwaliteitsnormen alleen is niet voldoende, omdat deze de lokale bijdrage weergeeft en minder relevant is voor de impact op grotere schaal. Door de verre verspreiding van deze polluenten is de kans reëel dat de uitstoot een beperkte impact heeft op de directe omgeving, maar wel een relevante bijdrage levert aan de achtergrondconcentraties in die regio.
Hoe?
Voor alle types van milieueffectrapportage is een inschatting van de verwachte emissies (uitstoot) ten gevolge van het plan/project nodig. Deze gegevens kunnen rechtstreeks uit de tool IMPACT gehaald worden. Bij gebruik van CAR Vlaanderen is nog een extra berekening nodig. Hierbij moet nagegaan worden of er sprake is van een relevante uitstoot. Dit is het geval wanneer de emissies ten gevolge van het plan/project de drempels uit het IMVJ (zie onderstaande tabel) overschrijden. Er is dus geen beoordelingskader voor de beoordeling van de uitstoot.Polluent | Drempelwaarde IMJV (ton/jaar) |
---|---|
SO2 | 100 |
NO2 | 50 |
VOS | 20 |
NH3 | 10 |
PM2,5 | 10 |
Milderende maatregelen?
Vermits niet éénduidig bepaald kan worden wanneer een emissie als aanzienlijk beschouwd kan worden, moet er in alle gevallen de reflex zijn om te onderzoeken of beperking van emissies mogelijk is.
Indien er sprake is van relevante emissies is een grondig onderzoek naar mogelijke maatregelen om de uitstoot te beperken noodzakelijk, zeker in kritische regio’s (met een hoge concentratie van die polluent).
Zie deel 5.5 voor meer informatie over mogelijke maatregelen en aanbevelingen.
Cumulatieve effecten
Cumulatieve effecten moeten in het MER onderzocht en beoordeeld worden.
1 Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa
- No labels