Versies vergeleken

Uitleg

  • Deze regel is toegevoegd.
  • Deze regel is verwijderd.
  • Opmaak is veranderd.

...

  • In het geval van een hervergunninvan een bestaande industriële installatie verloopt er geen tijd tussen de effectbeschrijving en het optreden van de effecten. De referentiesituatie is dan per definitie gelijk aan de huidige situatie, maar dan zonder dat het project wordt verondersteld in exploitatie te zijn (vermits er anders, op het vlak van emissies, geen verschil zou zijn tussen de referentiesituatie en de geplande situatie.). Als er echter duidelijke aanwijzingen zijn dat gedurende geldigheidsperiode van de vergunning de omgeving zal wijzigen (als gevolg van zogenaamde autonome en gestuurde ontwikkelingen), en dus ook de aard van de receptoren en effecten, dan behoort het tot de 'goede praktijk' ook voor bestaande installaties een (bijkomende) referentiesituatie mee te nemen die in de toekomst ligt, voor zover deze redelijkerwijze kan gekend zijn op basis van bijvoorbeeld reeds genomen beslissingen.
  • Bij een MER in het kader van een wijziging aan een bestaande industriële installatie (bv. uitbreiding) moet de referentiesituatie rekening houden met de aanwezigheid van de bestaande installatie, inclusief met de effecten van de werking ervan (bv. emissies). Het voorwerp van de vergunningsaanvraag is immers niet de bestaande installatie maar enkel de wijziging, en men moet dus de effecten van de wijziging beschrijven en beoordelen. Hiervoor moet men echter ook de effecten van de bestaande installatie in beeld brengen. 
  • Als er grote verschillen zijn tussen de feitelijke en vergunde situatie van de installatie kan het relevant zijn om met twee referentiesituaties te werken: de feitelijke en de vergunde situatie. Het verschil tussen de feitelijke en vergunde situatie moet beschreven worden en er moet gemotiveerd worden of het al dan niet nodig is om met twee referentiesituaties te werken. 
  • In sommige gevallen zijn onvergunde constructies aanwezig in het projectgebied. Deze moeten dan geregulariseerd worden en maken bijgevolg onderdeel uit van de toekomstige situatie. 
  • Als een project deel uitmaakt van een milieutechnische eenheid (MTE), moet de milieueffectbeoordeling vanuit dat kader bestudeerd worden. Bij het bepalen van de scope van het MER is het belangrijk om de definitie van een 'project' in het DABM voor ogen te houden nl "een voorgenomen vergunningsplichtige activiteit of een vergunningsplichtige activiteit (...)" (art.4.1.1 §5). Een project is dus gekoppeld aan een concrete vergunning en is op zich geen MTE, maar kan er wel deel van uitmaken. Als een project deel uitmaakt van een milieutechnische eenheid, moet het project bij de milieueffectbeoordeling vanuit dat kader bestudeerd worden. Het DABM schrijft voor dat in een project-MER altijd rekening moet gehouden worden met cumulatie effecten van andere bestaande of goedgekeurde projecten (waarbij rekening wordt gehouden met alle bestaande milieuproblemen met betrekking tot gebieden die vanuit milieuoogpunt van bijzonder belang zijn en waarop het project van invloed kan zijn, of met het gebruik van natuurlijke hulpbronnen). Als een project deel uitmaakt van een MTE moeten naast een beoordeling van het voorgenomen project de individuele effecten ook gekaderd worden binnen het geheel van de MTE. Er moet echter wel over gewaakt worden dat de (inhoudelijke en vormelijke) vereisten van het DABM gerespecteerd worden voor ieder individueel project. Het moet voor een burger (en de vergunningverlener) duidelijk blijven wat het onderwerp van het project is waarop hij opmerkingen kan geven. 

...