Een lithologische beschrijving beschrijft objectief de kenmerken van de ondergrond, zichtbaar gemaakt door stalen uit boringen of wanden en/of stalen uit tijdelijke ontsluitingen. Het detailniveau van een lithologische beschrijving is verschillend naargelang het doel en de boormethode. Zo zal een beschrijving die volgt uit wetenschappelijk onderzoek op kernen uitgebreider zijn dan een beschrijving van spoelmonsters gelinkt aan een bemaling.
Toch zijn er een aantal minimale vereisten die we kunnen formuleren die bij elk type beschrijving aanwezig moeten zijn:
Voor meer uitleg over het bepalen van kleur en korrelgrootte: zie tekst onderaan (onder titel 'Geotechnische boringen', punt 1 en 6).
Voorbeelden van belangrijke secundaire kenmerken die vermeld moeten worden indien aanwezig: schelpen, glauconiet, veen, grind, …
Voorbeeld van een degelijke beschrijving = “fijn groen glauconiethoudend zand met schelpen”. Dit soort beschrijving kan ook gegeven worden voor geroerde monsters zoals spoelmonsters.
In meer gedetailleerde beschrijvingen kunnen ook elementen zoals het kalkgehalte en sedimentaire structuren (zichtbaar in ongeroerde stalen) beschreven worden.
In DOV kunnen naast lithologische beschrijvingen, waarbij vrije tekst gegeven kan worden, ook gecodeerde lithologieën aangeleverd worden. Bij de gecodeerde lithologie wordt voor elk onderdeel van de beschrijving, bv. lithologie, kleur, korrelgrootte, secundaire kenmerken, een keuze gemaakt uit vaste keuzelijsten. Voor de gecodeerde lithologie gelden dezelfde basisregels als voor de lithologische beschrijving. Een goed ingevulde gecodeerde lithologie is dus in de meeste gevallen even goed als een goede lithologische beschrijving.
Soms komen er zaken in de lithologische beschrijving terecht die daar niet thuishoren. Een voorbeeld hiervan is de boormethode (bv. spoelboring, geoprobe, ...), die meegegeven moet worden bij de boorstaatgegevens. Dit kan in verschillende intervallen indien meerdere technieken werden gebruikt. Bij de boorstaatgegevens kunnen ook de consistentie, vochtgehalte en kleur geobserveerd tijdens het boren op terrein meegegeven worden.
Ook andere zaken die niets te maken hebben met de kenmerken van de aangeboorde ondergrond horen niet thuis in de lithologische beschrijving.
In DOV wordt er een automatische beoordeling gedaan van de lithologische beschrijvingen.
Al deze elementen worden via een formule samen gecombineerd in een totale score van de beschrijving (/10 punten)
Goede beschrijvingen zijn van groot belang voor later hergebruik. Dit kan gaan over externe gebruikers van DOV die op zoek zijn naar informatie over de ondergrond, maar ook het gebruik van die gegevens voor geologische karteringen en (3D-)modelleringen van de ondergrond. Momenteel hebben deze modelleringen zo reeds geleid tot gebiedsdekkende 3D geologische modellen van de Vlaamse ondergrond, zoals G3Dv3, waarbij geologische opbouw van de ondergrond op elke locatie gevisualiseerd kan worden (via kaartlagen of via de Virtuele Boring tool - https://virtueleboring.dov.vlaanderen.be/virtueleboring).
Meer geavanceerd worden er ook voxelmodellen opgemaakt waarbij aan elk punt in de ondergrond bepaalde kenmerken toegekend worden (bv. wat betreft lithologie, korrelgrootte, glauconietgehalte, ...). Voxelmodellen momenteel in DOV reeds beschikbaar zijn de delfstoffenmodellen, waarbij binnen de modelgebieden het voorkomen en de eigenschappen van die gemodelleerde delfstoffen in 3D bevraagd kunnen worden. Zulke geavanceerde modellen kunnen alleen gemaakt worden indien er voldoende inputdata (= lithologische beschrijvingen) beschikbaar zijn van een voldoende hoge kwaliteit. Hoe beter de lithologische beschrijvingen in DOV, hoe beter dus ook de uiteindelijke modelresultaten.
Deze resultaten zijn ook belangrijk voor de boorbedrijven zelf. Zo zorgt een betrouwbaar 3D-model van de ondergrond, en een gekoppelde betrouwbare Virtuele Boring, ervoor dat de bedrijven met vooronderzoek reeds een zeer goed beeld kunnen vormen van welke geologie ze op een bepaalde locatie kunnen verwachten vooraleer ze gaan boren op terrein.
Boringen voor geotechniek moeten uitgevoerd worden volgens norm ISO-14688. Deze kan toegepast worden als volgt:
Gebruik de tabel om de grootte van de partikels (subfractie) aan te geven. Als de grootte van de partikels niet precies genoeg bepaald kan worden, gebruik dan de hoofdfractie. Vul de gevonden term in bij ‘hoofdbenaming’.
hoofdfractie | subfractie | grootte van de partikels (mm) |
blokken | grote blokken | > 630 |
kleine blokken | 200 tot 630 | |
keien | keien | 63 tot 200 |
grind | grof grind | 20 tot 63 |
medium grind | 6,3 tot 20 | |
fijn grind | 2,0 tot 6,3 | |
zand | grof zand | 0,63 tot 2,0 |
medium zand | 0,2 tot 0,63 | |
fijn zand | 0,063 tot 0,2 | |
silt | grof silt | 0,02 tot 0,063 |
medium silt | 0,0063 tot 0,02 | |
fijn silt | 0,002 tot 0,0063 | |
klei | klei | < 0,002 |
Beschrijf indien mogelijk de vorm van de partikels met volgende adjectieven:
Geef aan in welke mate een bijmenging aanwezig is met behulp van onderstaande tabel en figuur: percentages nog aan te passen (is maar een suggestie, ik weet niet of hier afspraken voor zijn) vb: er is +-30% zand aanwezig -> sterk zandhoudend.
Naam | Percentage |
weinig | <10% |
matig | 10%-25% |
sterk | 25%-50% |
Opmerking: Een lage plasticiteit kan wijzen op een grote hoeveelheid silt. Een hoge plasticiteit kan wijzen op een grote hoeveelheid klei.
Indien organische materiaal de hoofdfractie is:
Kies uit onderstaande tabel de best passende term. Door het monster samen te knijpen in de hand kan a.d.h.v. de vloeistof die hierbij ontsnapt mede bepaald worden wat de juiste term is. Als het monster niet nat genoeg is, gebeurt de beschrijving op het zicht.
term | beschrijving | knijptest |
vezelige turf | vezelige structuur, makkelijk herkenbare plantenstructuur, plantmateriaal heeft nog enige stevigheid | er ontsnapt enkel water |
pseudo-vezelige turf | herkenbare plantenstructuur, plantenmateriaal heeft geen stevigheid meer | er ontsnapt troebele vloeistof |
amorfe turf | geen herkenbare plantenstructuur, papperige consistentie | er ontsnapt een pasta |
gyttja | ontbonden planten- en dierenresten, kan anorganisch materiaal bevatten | |
humus | plantenresten, levende organismen en hun uitscheiding samen met anorganische bestanddelen, dit vormt de bovenste grondlaag |
Andere hoofdfractie:
Is de geur van organisch materiaal aanwezig? Beschrijf de geur (muf/rottend/aardegeur) en zijn intensiteit.
Is er organisch materiaal zichtbaar? Beschrijf kleur, vorm,…
Beschrijf de kleur meteen na het vrijmaken van de grond uit het boorgereedschap. Er wordt een hoofdkleur bepaald en ter uitbreiding kan nog een secundaire kleur worden bepaald OF kan de intensiteit van de hoofdkleur aangegeven worden.
bv hoofdkleur bruin + secundaire kleur groen = groenbruin
bv hoofdkleur bruin + intensiteit donker = donkerbruin
bv NIET donker groenbruin
Een klein monster kan tussen de vingers gewreven worden. Hoe ruwer het monster aanvoelt, hoe meer zand er aanwezig is. Grof silt kan ook ruw aanvoelen, maar de aparte partikels zijn in dit geval niet zichtbaar. Klei voelt zeepachtig aan en plakt aan de vingers. Silt voelt zacht aan en de droge partikels kunnen makkelijk van de vingers gewreven worden.
Om de aanwezigheid van klei of silt te bepalen kan men ook het monster in vochtige toestand doorsnijden met een mes. Blinkt het oppervlak, dan duidt dat op de aanwezigheid van klei. Is het oppervlak mat, dan duidt dat op de aanwezigheid van silt of silthoudende klei.
Een vochtig monster van 10-20 mm groot wordt van hand naar hand geschud. Het monster glanst door de verschijning van water op het oppervlak. Wanneer het monster tussen de vingers wordt geperst, verdwijnt het water. Het gehalte aan slib en klei kan worden ingeschat op basis van de tijd die nodig is om water te laten verschijnen en verdwijnen tijdens het schudden en persen. Het water verschijnt en verdwijnt snel voor silt. Schudden en persen heeft geen effect op de toestand van het monster voor klei. Hoe langzamer het water op het monsteroppervlak verschijnt, hoe lager het gehalte aan silt en hoe hoger het gehalte aan klei.
Kies de meest passende beschrijving voor de consistentie van het monster a.d.h.v. onderstaande eigenschappen.