Algemeen

Het Team Mer beslist in elk dossier afzonderlijk of de grensoverschrijdende procedure gevolgd moet worden. Daartoe hanteert zij het DABM en heeft zij al afspraken gemaakt met een aantal omliggende landen en gewesten.

De locatie van de deelprojecten en/of de aard van de ingrepen maken het mogelijk dat bepaalde effecten van een project of plan op het milieu grensoverschrijdend zullen zijn. Milieueffecten veroorzaakt tijdens de aanleg- of exploitatiefase van een plan of project en die over land- of gewestgrenzen tot uiting komen, worden grensoverschrijdende milieueffecten genoemd.

Bijvoorbeeld: tijdens de beginfase van een plan-MER werd duidelijk dat het plan voor de wijziging van afvoerdebieten van een rivier mogelijk grensoverschrijdende effecten met Nederland met zich kan meebrengen. Deze wijziging kan immers een grondwaterstandsdaling veroorzaken die zich uitstrekt tot over de landsgrenzen en op die manier de aanwezige grondwaterafhankelijke vegetatie over de grens negatief beïnvloeden.

De bespreking van grensoverschrijdende milieueffecten in het MER maakt onderdeel uit van de effectbeschrijving van de geplande activiteit. In elk startdocument moet steeds zeer duidelijk aangegeven worden of er al dan niet (aanzienlijke) grensoverschrijdende milieueffecten verwacht worden. Indien zulke effecten redelijkerwijs verwacht kunnen worden en de grensoverschrijdende procedure dus doorlopen moet worden, dan dient reeds beknopt weergegeven te worden welke die mogelijke effecten zijn.

Verwachte grensoverschrijdende effecten worden dus net als de andere milieueffecten beoordeeld. Indien nodig worden milderende maatregelen voorzien.

Juridisch kader grensoverschrijdende milieueffecten

Op Europees en nationaal niveau bestaan er afspraken en wetten voor de informatie-uitwisseling met betrekking tot grensoverschrijdende milieueffecten.

Er is ook internationale wetgeving in verband met milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband. Hier kan verwezen worden naar het 'Verdrag van Espoo' (25 februari 1991) en het SEA Protocol (dit Protocol inzake strategische milieubeoordeling bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband werd op 21 mei 2003 te Kiev aangenomen en is toegevoegd aan het Verdrag van Espoo). Er is ook artikel 7 van de codificatierichtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (28 januari 2012) en art. 7 van Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's.

Het Verdrag van Espoo regelt de rechten en verplichtingen van de verdragspartijen en andere belanghebbenden tijdens de opeenvolgende fasen van de grensoverschrijdende milieueffect rapportage procedure. Kern van het Espoo-verdrag is dat in het geval van mogelijke grensoverschrijdende milieueffecten het publiek en autoriteiten in het buurland op dezelfde wijze betrokken worden bij de m.e.r.-procedure als de autoriteiten en het publiek in Vlaanderen.

De bepalingen van dit verdrag en van artikel 7 van Richtlijn 2001/42/EG en Richtlijn 2011/92/EU werden in de Vlaamse wetgeving vertaald via het DABM:

Wat betreft plannen en programma's bepaalt het DABM het volgende:

Wat betreft projecten bepaalt het DABM en de omgevingsvergunningswetgeving o.a. het volgende: Als uit de aanmelding blijkt dat het project aanzienlijke grensoverschrijdende milieueffecten kan hebben of op vraag van de bevoegde autoriteiten van de EU-lidstaat/gewest/verdragspartij die gevat is, meldt het Team Mer het project aan de bevoegde autoriteiten met de vraag of ze hun commentaar kunnen meedelen ((grensoverschrijdend: een andere EU-lidstaat, een ander gewest of een verdragspartij bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, ondertekend in Espoo op 25 februari 1991). Die melding omvat ten minste de volgende informatie:

De bevoegde autoriteiten in kwestie kunnen hun commentaar aan het Team Mer binnen de 30 dagen bezorgen en laten weten of ze bij de verdere vergunningsprocedure wensen betrokken worden.

Het Team Mer brengt de initiatiefnemer op de hoogte van het feit dat het project aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat, verdragspartij of gewest in kwestie gemeld werd op hetzelfde ogenblik als deze melding.

Het Team Mer neemt een beslissing over de aanmelding en bezorgt haar beslissing uiterlijk binnen een termijn van zestig dagen na de datum van ontvangst van het volledige aanmeldingsdossier aan de initiatiefnemer en aan de geraadpleegde autoriteiten van de lidstaat, verdragspartij of gewest. Op uitdrukkelijk gemotiveerd verzoek van het Team Mer en in onderling overleg met de initiatiefnemer kan een langere termijn worden afgesproken.

Tijdens de vergunningsprocedure wordt de termijn van het openbaar onderzoek of de adviestermijn voor andere instanties niet verlengd naar aanleiding van een grensoverschrijdende consultatie. Volgens artikel 27, §3, tweede lid van het omgevingsvergunningsbesluit dient de bevoegde autoriteit haar opmerkingen, samen met de resultaten van het eventueel door haar georganiseerde openbaar onderzoek op eigen grondgebied, aan de bevoegde overheid en Team Mer mee te delen binnen een termijn vijftig dagen na de datum van de terbeschikkingstelling.

Voor informatie-uitwisseling tussen de Nederlandse en Vlaamse overheden werd er een stappenschema uitgewerkt. Het schema behandelt de wederzijdse raadpleging voor het geval dat MER-plichtige activiteiten met mogelijke nadelige grensoverschrijdende effecten op het milieu worden gepland. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Wallonië en Frankrijk zijn ook afsprakenkaders in opmaak.

Tips en aandachtspunten

Volgende tips en aandachtspunten kunnen geformuleerd worden voor het omgaan met grensoverschrijdende effecten in m.e.r.:

  1. Plannen en projecten in het Vlaamse Gewest kunnen (gewest)grensoverschrijdende effecten teweeg brengen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Waals Gewest, het Belgisch Deel van de Noordzee (federale bevoegdheid) en de buurlanden van het Vlaamse gewest (Nederland en Frankrijk).
  2. In praktijk dient de effectbespreking voor grensoverschrijdende effecten op dezelfde manier te gebeuren als die voor niet-grensoverschrijdende effecten.
  3. Als dit relevant is, kan aan een normenkader van een buurlidstaat of buurgewest getoetst worden indien dit via de advisering wordt gevraagd en het normenkader wordt aangereikt. Andere landen en gewesten hebben vaak een ander beoordelingskader, en kunnen in hun advies dat beoordelingskader meegeven om er dan rekening mee te houden in het MER. In Vlaamse MER's worden in principe geen buitenlandse beoordelingskaders opgesomd.
  4. Afhankelijk van de locatie van een plan of project en de grootte en aard van de effecten kunnen al de verschillende effectgroepen grensoverschrijdende impact veroorzaken.
  5. Grensoverschrijdende effecten dienen op een herkenbare wijze binnen elke discipline opgelijst te worden, bij voorkeur door ze samen te vatten in een aparte paragraaf per discipline. Zo kunnen de betrokken autoriteiten de voor hen relevante informatie snel terugvinden. Er dient ook een algemene discipline-overschrijdende samenvatting van gemaakt te worden, in een apart hoofdstuk.