Milieueffectrapportage als procedure en als studiedomein telt veel gebruikers, beoefenaars en andere betrokkenen. Dit richtlijnensysteem wil een aantal ijk- of aandachtspunten vastleggen met betrekking tot onder meer:

Dit richtlijnensysteem focust op de m.e.r.-praktijk zoals ze wordt ervaren door MER-deskundigen, opdrachtgevers, overheden en belanghebbenden, met een nadruk op de eerste groep. De bepalingen van het richtlijnensysteem geven de ‘goede praktijk’ weer die er toe moeten bijdragen dat het m.e.r.-proces vlotter doorlopen wordt en dat de kwaliteit van de milieueffectrapporten verbetert.

Het richtlijnensysteem moet er toe bijdragen dat het MER zo opgebouwd en geformuleerd is dat het geen aanleiding geeft tot onduidelijkheid of verschillende interpretaties. Het moet de vergelijkbaarheid en de leesbaarheid van milieueffectrapporten doen toenemen, en hen op die manier ook beter bruikbaar maken voor niet-specialisten.

Dit algemeen richtlijnensysteem vervangt alle afwijkende definities opgenomen in eerder gepubliceerde richtlijnenboeken. Nieuwe en te actualiseren richtlijnenboeken en -systemen zullen maximaal met het algemeen definitiekader en de inzichten van dit algemeen richtlijnensysteem rekening houden. Bijvoorbeeld: de wijzigingen over scoping ingevoegd in dit algemeen richtlijnensysteem overschrijven de bepalingen over scoping uit andere richtlijnenboeken en -systemen die niet overeenstemmen met deze wijzigingen.

Leeswijzer

In delen 1 en 2 worden de kenmerken en het doel van milieueffect­rapportage geschetst. Specifiek wordt ingegaan op de rol van milieueffectrapportage bij de besluitvorming over plannen en projecten.

In deel 3 wordt ingegaan op de bij milieueffectrapportage betrokken actoren: initiatiefnemer, Team Mer, adviesinstanties, MER-coördinator en deskundigen, burger en middenveld. 

Deel 4 schetst uitgebreid het procedureel en juridisch kader voor plan-MER’s, project-MER’s, ontheffingsaanvragen en screenings. Er wordt ook ingegaan op de relatie tussen m.e.r. en andere regelgeving, en specifiek op beoordelingen en toetsen die in het kader van andere wettelijke kaders moeten gebeuren.

Deel 5 gaat dieper in op een aantal methodologische aandachtspunten en de verschillende stappen die leiden tot een milieueffectrapport. Onderwerpen als scoping, beoordelingskaders, vastleggen van de referentiesituatie, gebruik van modellen en omgaan met onzekerheden komen hier uitgebreid aan bod.

Deel 6 tenslotte gaat in op een aantal andere aandachtspunten uit de m.e.r.-praktijk, zoals onder meer de vormvereisten, de kwaliteitsborging, het omgaan met voortschrijdend inzicht en de kostenbepalende elementen van een m.e.r..

Achteraan volgt een overzicht van de voornaamste geraadpleegde bronnen.