Het doel is om de documenten (startnota, procesnota) op te maken die de eerste planopties aangeven en deze opties onderbouwen en motiveren. De documenten vormen de basis voor de eerste raadpleging van publiek en adviesvraag.
2.1.1. Wat?
De startnota bevat:
|
De startnota wordt opgemaakt door het planteam. Het planteam kan zich laten ondersteunen door bijvoorbeeld een studiebureau of een erkend MER-deskundige. Het decreet beschrijft welke onderdelen de startnota moet bevatten (art. 2.2.4., §2): context, doelstelling, reikwijdte, detailleringsgraad, voorziene planonderdelen en te onderzoeken effecten van het voorgenomen plan. M.a.w.:
Het is de bedoeling om op basis van de eerste planopties in dit document met de bevolking tijdens het participatiemoment reeds in discussie te gaan.
2.1.2. Hoe?
Als het plan aanleiding kan geven tot aanzienlijke milieueffecten, dan is het opstellen van een plan-MER noodzakelijk en moet een erkende MER-deskundige als coördinator worden aangesteld. Dat geldt ook als er om een andere reden gekozen wordt om een plan-MER op te stellen. De startnota zal in dat geval een beschrijving van de te onderzoeken effecten en van de inhoudelijke aanpak van de effectbeoordelingen (methodologie) omvatten. Het team Mer zal in dit geval lid worden van het planteam in functie van het op te maken plan-MER.
Als het plan geen aanleiding kan geven tot aanzienlijke milieueffecten en het RUP is screeningsgerechtigd, dan moet er geen plan-MER gemaakt worden. Het team Mer zal in dit geval geen lid worden van het planteam. In de startnota moet in dat geval gemotiveerd worden 1) dat het RUP screeningsgerechtigd is én 2) dat het RUP geen aanzienlijke milieueffecten kan veroorzaken.
Het RUP is screeningsgerechtigd als het het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau of als het een kleine wijziging inhoudt, dit moet concreet gemotiveerd worden.
Het is vaste rechtspraak van de Raad van State dat bij de plan-m.e.r.-screening, uit het oogpunt van de milieueffecten, voor elke zone van het RUP in de eerste plaats de vergelijking moet worden gemaakt tussen de verordenende voorschriften van het bestaande bestemmingsplan en die van het voorgenomen RUP (dit is: de planologische toets). De huidige feitelijke bestemming van het gebied is bij deze planologische toets niet relevant. Voor het uitvoeren van een volledig en zorgvuldig effectonderzoek kan de voornoemde planologische toets echter niet volstaan wanneer de betrokken percelen zich vanuit milieuoogpunt in een bijzondere feitelijke situatie bevinden, zoals bij de vastgestelde aanwezigheid van waardevolle natuurelementen. In dat geval moet ook worden nagegaan of er, gelet op die bestaande feitelijke toestand, milieueffecten kunnen zijn bij de realisatie van het voorgenomen RUP (dit is: de feitelijke toets).
In de startnota moet eveneens nagegaan worden of het plan een invloed heeft op de risico's en mogelijke gevolgen van een zwaar ongeval in een Seveso-inrichting, enerzijds omwille van de ligging van het plangebied, anderzijds omwille van de geplande ontwikkelingen zelf. Dit wordt nagegaan met behulp van de RVR-toets, een internettoepassing ontwikkeld door het team Externe Veiligheid . Indien uit de RVR-toets blijkt dat het plan geen invloed heeft op de risico’s of de gevolgen van een zwaar ongeval, dan moet geen ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) opgemaakt worden. De beslissing uit de RVR-toets kan onmiddellijk toegevoegd worden aan de startnota. Indien uit de RVR-toets blijkt dat het plan mogelijks een invloed heeft op de risico’s of de gevolgen van een zwaar ongeval, dan dient het plan voorgelegd te worden aan het team Externe Veiligheid die beslist of er voor het plan al dan niet een ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) dient opgemaakt te worden. Het team Externe Veiligheid zal in dit geval lid worden van het planteam in functie van het op te maken RVR. De RVR-toets kan geraadpleegd worden via https://www.milieuinfo.be/rvr.
Om de werklast te beperken en dubbel werk te vermijden, kan men de eerste informatie (van de startnota) verwerken in een sjabloon dat later aangevuld kan worden tot de scopingnota en de ‘echte’ toelichtingsnota. Het kan dus nuttig zijn om bij de opmaak van de startnota rekening te houden met de structuur en indeling van het uiteindelijke RUP. Dit is vooral aangewezen voor RUP's waarvoor geen plan-MER of RVR gemaakt wordt. Dan kan de startnota, met een beperkt aantal aanvullingen, doorgroeien naar een scopingnota en uiteindelijk naar het (voor)ontwerp RUP. Deze aanvullingen omvatten o.a. een bevestiging van het team Mer en het team Externe Veiligheid dat de opmaak van een plan-MER respectievelijk RVR niet vereist is,.
Voor meer ingewikkelde plannen waarbij (na de opmaak van de startnota) een plan-MER, RVR, MOBER, etc. moet opgesteld worden is bovenvermelde werkwijze niet mogelijk:
Gezien de integratie van het RUP en de effectbeoordelingen, moet de startnota ook ingaan op de eventuele alternatieven. Zijn er nog andere locaties of inrichtingen van het plangebied die (nog) minder milieueffecten kunnen teweeg brengen? Dit is in de eerste plaats van belang voor plannen waarvoor een plan-MER noodzakelijk is, omdat door het onderzoeken van alternatieven mogelijk aanzienlijke effecten vermeden kunnen worden.
De keuze is aan het planteam om de planopties in de startnota nog zeer algemeen te houden (enkel de bestemming, zonder concrete invulling), dan wel zeer gedetailleerd te maken (vastleggen bouwlagen, ontsluitingsmogelijkheden, etc.). De startnota is nog geen ontwerpplan waarover al beslissingen genomen zijn. Het is belangrijk dat er nog genoeg vrijheidsgraden in de startnota open blijven, zodat adviesinstanties, stakeholders en andere participanten mogelijkheden hebben om hun inbreng in de opmaak van het plan te kunnen doen. Dit kan het draagvlak voor het plan verhogen (zie Stap 2: Organisatie van raadpleging publiek en adviesvraag (1e participatiemoment)).
2.2.1. Wat?
De procesnota is een aparte, op zichzelf staande nota die het volledige planningsproces omschrijft, zowel hoe het proces wordt gepland als hoe het effectief werd uitgevoerd. Het is dus een evolutief document: in de startfase zal dit nog zeer beperkt zijn, maar het document groeit aan naarmate het proces vordert.
De procesnota is een document met louter toelichtende waarde waarop geen inspraak mogelijk is. Het document is ‘inert’ voor aanvechting, aangezien het enkel een feitelijk relaas is van de doorlopen procedure en de ondernomen stappen. De procesnota is voor het publiek als het ware een 'leeswijzer" van de doorlopen planningsprocedure en de vervolgstappen.
2.2.2. Hoe?
De procesnota is voor velen geen volslagen nieuw document (instrument). Vaak houden de ambtenaren die het planproces sturen of begeleiden voor zichzelf nu reeds bij welke beslissingen genomen worden en op basis waarvan, met wie overleg werd gepleegd, welke acties nog moeten ondernomen worden, etc. De procesnota is voor hen als het ware een combinatie van het opmaken van een logboek en het opstellen van een planning.
Het is eventueel mogelijk om te werken met een onderscheid tussen een werkdocument voor het planteam en een publieke versie. Daarbij wordt de publieke versie bondig gehouden over de genomen en te zetten stappen in het proces, gepleegd overleg etc. Het werkdocument vormt dan de interne leidraad van het planteam voor het managen van het proces.
De procesnota omvat o.a.:
Deze procesnota blijft ‘open’, is evolutief, en moet in de loop van het planningsproces aangevuld worden met gewijzigde of nieuwe processtappen, stakeholders, tussentijdse beslissingen, participatiemomenten,… In het begin zal de nota beperkt zijn qua omvang, en verder aangroeien. Bij grote of complexe RUP’s zal tevens omstandiger moeten gerapporteerd en zal de nota logischerwijze uitgebreider zijn dan bij kleine RUP’s met een zeer lokaal karakter. De procesnota en in voorkomend geval de aanpassingen eraan worden op de website van de bevoegde overheid ter beschikking gesteld.
De startnota en de procesnota vormen de aanzet van de procedure en geven een objectieve weergave van het verloop van het planningsproces.