Monitoring maakt deel uit van de post-evaluatie. Een post-evaluatie kan uitgevoerd worden voor of tijdens de aanlegfase, tijdens de exploitatiefase of bij afsluiting van de activiteit (nabestemming). Post-evaluatie heeft als doel zowel een inhoudelijke verbetering en toetsing van de resultaten van het MER te voorzien als de verbetering van de gebruikte methoden in het specifieke MER en in m.e.r. in het algemeen.

Post-evaluatiestudies kunnen enerzijds betrekking hebben op het controleren van de opgelegde milieuvoorwaarden, maar anderzijds ook op het controleren van de milieueffecten en de effectiviteit van de milderende maatregelen. Vooral bij aanzienlijk negatieve effecten is monitoring van de effectiviteit van maatregelen aangewezen. Ook kan monitoring bijdragen aan het creëren van draagvlak of tegemoetkomen aan vastgestelde leemten in de kennis. Post-evaluatie kan bestaan uit het uitvoeren van ‘follow-up’-programma’s, controlemeetprogramma’s en milieuaudits.

Voor algemene informatie over monitoring wordt verwezen naar het richtlijnenboek ‘Algemene methodologische en procedurele aspecten’. Specifiek voor de discipline lucht kunnen volgende zaken gemonitord worden:

  • Luchtkwaliteit in het studiegebied
  • Luchtkwaliteit in zones waar milderende maatregelen in het project worden geïmplementeerd
  • (Effectiviteit van) milderende maatregelen
  • Depositiehoeveelheden in het studiegebied
  • Meteorologische parameters in het studiegebied om een projectspecifieke meteo te bekomen
  • Diverse atmosferische emissies
  • Zuiveringsrendementen van end-of-pipe zuiveringsinstallaties
  • Geursituatie, zeker wanneer er onvoldoende zekerheid is over de precieze geurimpact van het project (omdat bvb. te weinig info beschikbaar is of geen vergelijkbare projecten gekend zijn)

Bij een overschrijding van de normen en/of blootstelling van personen aan concentraties boven de norm, waar het project ook een bijdrage aan levert, moet een monitoringprogramma voorgesteld worden voor de kritische zones. Op basis van een set van verkeerstellingen (intensiteiten en snelheden) en luchtkwaliteitsmetingen op een aantal geselecteerde punten in de kritische zones dient vervolgens luchtkwaliteitsmodellering in de volledige kritische zones voorgesteld te worden om aan de luchtkwaliteitsnormen te toetsen. Indien op basis van de resultaten van deze monitoring blijkt dat de luchtkwaliteitsnormen niet gehaald worden, dient een actieplan opgesteld en uitgevoerd te worden om deze overschrijding in tijd zo beperkt mogelijk te houden.   Er moet in het MER een voorstel opgenomen worden dat voldoet aan de minimale vereisten: Wat monitoren? Waar monitoren? Wie gaat monitoren?  Hoe monitoren? Waaraan toetsen?  Hoe rapporteren en beoordelen?