De bepaling van de plan-m.e.r.-plicht houdt de volgende drie stappen in:

  • nagaan of het voorgenomen plan of programma onder de definitie valt zoals gedefinieerd in het DABM;
  • nagaan of het plan of programma onder het toepassingsgebied valt zoals bepaald in het DABM;
  • als dat zo is: nagaan of de plicht tot opmaak van een plan-MER geldt voor dit specifiek plan of programma.

Stap 1: Valt het plan of programma onder de definitie van het DABM? (art. 4.1.1 §1 4° DABM)

De definitie luidt als volgt: plan of programma, met inbegrip van die welke door de Europese Unie worden medegefinancierd, alsook de wijzigingen ervan, dat:

  • door een instantie op regionaal, provinciaal of gemeentelijk niveau wordt opgesteld en/of vastgesteld of dat door een instantie wordt opgesteld om middels een wetgevingsprocedure door het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering te worden vastgesteld; en
  • op grond van decretale of van bestuursrechtelijke bepalingen is voorgeschreven

Stap 2: Valt het plan of programma onder het toepassingsgebied van het decreet? (art. 4.2.1 en 4.2.2 DABM)

Het antwoord op deze vraag is bevestigend indien:

  • het plan of programma het kader vormt voor de toekenning van de vergunning voor een project

of

  • voor het plan of programma een passende beoordeling vereist is op basis van het Natuurdecreet.

Plannen of programma's waarvoor geen van beide bepalingen van toepassing zijn vallen niet onder het toepassingsgebied van het decreet en zijn dus per definitie ook niet plan-MER-plichtig.

De regelgeving voorziet drie uitzonderingen die maken dat een plan of programma niet onder de toepassing van het decreet valt, zelfs als het antwoord op een van bovenstaande vragen positief zou zijn. Het gaat om de drie volgende uitzonderingen:

  • plannen of programma's uitsluitend bestemd voor de nationale defensie
  • financiële of-begrotingsplannen en –programma's
  • bepaalde plannen of programma's die worden meegefinancierd door de EU in het kader van de structuurfondsen en het Europees oriëntatie- en garantiefonds voor de landbouw.

Stap 3: Geldt voor het plan of programma de plicht tot opmaak van een plan-MER?

Deze stap moet enkel gezet worden voor plannen of programma's die onder het toepassingsgebied van het decreet vallen. Twee verschillende situaties kunnen zich voordoen:

  • Van rechtswege geldt de plan-MER-plicht voor elk plan of programma dat niet het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhoudt, wanneer het plan of programma betrekking heeft op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme, ruimtelijke ordening of grond gebruik, en het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlagen I, II en III van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage.
  • 2° Voor een ander plan of programma dan deze vermeld onder 1°, geldt de plan-MER-plicht als de initiatiefnemer aan de hand van de criteria die worden omschreven in bijlage I bij het decreet niet aantoont dat dit plan of programma geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben. De criteria hebben betrekking enerzijds op de kernmerken van het plan of programma zelf, anderzijds op de kenmerken van de effecten en van de gebieden die beïnvloed worden.

Om na te gaan of een plan of programma al dan niet aanzienlijke milieueffecten kan hebben, dient een zogenaamd 'onderzoek tot milieueffectrapportage' worden uitgevoerd, ook plan-m.e.r.-screening genoemd; dit is dus van toepassing op de tweede situatie hierboven. In de plan-m.e.r.-screeningsnota, ook screeningsnota genoemd (of minder gebruikelijk: verzoek tot raadpleging), dient de initiatiefnemer aan te tonen dat het plan of programma geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Als hij dit niet kan aantonen, dan moet alsnog een plan-MER opgemaakt worden. Het Team Mer beslist hierover, op basis van het gevoerde onderzoek en argumentatie in de screeningsnota en van de adviezen.

Onderstaande figuur geeft schematisch de verschillende stappen in de bepaling van de plan-m.e.r.-plicht weer.


Figuur De verschillende stappen in de bepaling van de plan-m.e.r.-plicht


Daarnaast kunnen plannen en programma's waarvoor effectief een plan-MER-plicht geldt, in bepaalde gevallen toch een ontheffing krijgen van de plan-m.e.r.-plicht (art. 4.2.3 §3bis DABM).

  • Geen labels