Algemeen

De beoordeling van de discipline lucht heeft als doel om de bijdrage van het plan/project aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen en -normen in beeld te brengen en op basis hiervan al dan niet milderende maatregelen voor te stellen.

Een degelijk uitgewerkte beoordeling is ook noodzakelijk om bij de verdere besluitvorming op een objectieve en transparante manier verschillende alternatieven met elkaar te kunnen vergelijken en hieruit conclusies te trekken. Dit kan enkel wanneer alle alternatieven op dezelfde manier beschreven werden en de voorkomende effectgroepen op dezelfde wijze werden uitgedrukt. De beoordeling moet hierbij niet bijgesteld worden om voor de verschillende alternatieven tot een onderscheidende bijdrage aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen en -normen te komen. Het is mogelijk dat alle alternatieven een identieke bijdrage hebben.

Ook wanneer er geen alternatieven zijn, is het belangrijk dat de beoordeling op een gestandaardiseerde manier gebeurt voor alle plannen en projecten.

Een beoordeling van de bijdrage aan de huidige luchtkwaliteitsnormen/grenswaarden is voor alle types van milieueffectrapportage nodig, dus zowel op strategisch niveau, planniveau en projectniveau. Daarnaast moet ook een beoordeling gebeuren ten opzichte van toekomstige streef- en grenswaarden.

In het Vlaams Luchtbeleidsplan 2030 worden strategische doelstellingen op korte, middellange en lange termijn geformuleerd. Deze strategische doelstellingen worden vertaald in een aantal operationele doelstellingen inzake emissies en luchtkwaliteit en een aantal sectorspecifieke doelstellingen. Om de gezondheidsimpact van luchtvervuiling tot een minimum te beperken moeten de concentraties aan vervuilende polluenten dalen tot onder een bepaald richtniveau. Het Vlaams Luchtbeleidsplan bevat ook doelstellingen voor gezondheid. Het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030 bevat sectorale doelstellingen voor broeikasgassen. Een toets aan deze doelstellingen zal niet binnen de discipline lucht gebeuren, dit richtlijnensysteem kan wel aangeven welke gegevens nodig zijn om een beoordeling in de respectievelijke disciplines mogelijk te maken.

Op strategisch niveau is ook een inschatting van de emissies nodig i.f.v. de emissiereductiedoelstellingen voor 2030. Voor grote plannen en projecten, zoals bvb. industrieterreinontwikkeling, kan ook op plan- of projectniveau een inschatting van de emissies nodig zijn. Dit zal geval per geval afgewogen worden.

Beoordeling i.f.v. uitstoot van polluenten

Voor polluenten die zich op grote schaal verplaatsen, zoals o.a. de NEC-polluenten (SO2, NOx, VOS, PM2,5 en NH3) volstaat een beoordeling i.f.v. luchtkwaliteitsnormen niet. Deze beoordeling brengt immers de lokale bijdrage in beeld, maar is minder relevant voor de impact van deze polluenten op grotere schaal. Door de verre verspreiding van deze polluenten is de kans reëel dat de uitstoot geen relevante impact zal hebben op de omgeving (i.f.v. luchtkwaliteitsnormen). Deze emissies dragen echter wel bij tot de achtergrondconcentraties in die regio, waardoor zeker in kritische regio’s (met een hoge achtergrondconcentratie) beperking van deze emissies nodig is. Hiervoor is dan ook een andere beoordelingswijze nodig: een beoordeling van de relevantie van de verwachte emissies.

Voor alle types van milieueffectrapportage is een inschatting van de verwachte emissies ten gevolge van het plan/project nodig. Hierbij moet nagegaan worden of er sprake is van een relevante emissie. Dit is het geval wanneer de emissies ten gevolge van het plan/project de drempels uit het IMVJ overschrijden. De drempels worden weergegeven in onderstaande tabel.

PolluentEmissie (ton/jaar)

SO2

100

NO2

50

VOS

20

NH3

10

PM2,5

10

CO2

100.000

Beoordeling i.f.v. luchtkwaliteit

Volgens de Kaderrichtlijn Lucht1 moet de beoordeling van de luchtkwaliteit overal gebeuren met uitzondering van volgende locaties:

  • locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is;
  • op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen, waarop alle relevante bepalingen inzake gezondheid en veiligheid op het werk gelden;
  • op de rijbaan van wegen;
  • op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben.

De rijbaan van wegen moet eng geïnterpreteerd worden, spoor- en vaarwegen worden hier niet onder begrepen. Voor zijbermen van wegen geldt dezelfde interpretatie als voor de middenberm van wegen. Dit wil zeggen dat er geen beoordeling nodig is op deze locatie tenzij voetgangers toegang hebben tot de zijberm. Op alle andere locaties moet er wel een beoordeling van de luchtkwaliteit gebeuren.

In kader van milieueffectrapportage moeten enkel overdrachtsberekeningen gebeuren voor die polluenten waarvan verwacht kan worden dat de impact op de luchtkwaliteit niet verwaarloosbaar is.  Om deze polluenten te identificeren, geven we enkele criteria mee. De deskundige kan hiervan afwijken mits motivatie. Als voldaan wordt aan 1 van de onderstaande voorwaarden, moeten impactberekeningen gebeuren.

  • polluenten waarvoor de totale atmosferische emissievracht op jaarbasis groter is dan 1/10 van de drempelvrachten voor opname in het integraal milieujaarverslag (zie beoordeling i.f.v. uitstoot van polluenten)
  • parameters waarvoor de gemeten waarde in de omgeving groter is dan 80% van de milieukwaliteitsnorm
  • zeer zorgwekkende stoffen

Voor luchtkwaliteit kunnen zeer veel verschillende toetsingswaarden vooropgesteld worden. In elk geval wordt getoetst aan wettelijke normen voor Vlaanderen. Als Europa grenswaarden voor de toekomst bepaalt maar deze nog niet doorvertaald zijn in de Vlaamse regelgeving, moet getoetst worden aan deze Europese waarden. Er dient niet enkel getoetst te worden aan de huidige immissiegrenswaarden in Vlarem en de Europese richtlijnen maar ook aan toekomstige gedefinieerde streef- en grenswaarden. De streefwaarden uit het Vlaams Luchtbeleidsplan 2030 worden hierbij mee in beschouwing genomen.

Voor dioxines en PCB’s bestaat enkel een drempelwaarde waaraan getoetst moet worden in woonzones en agrarische gebieden, zie onderstaande tabel.

Toelaatbare dosis gedefinieerd door EU

Jaargemiddelde depositie

Maandgemiddelde depositie

14 pg TEQ/(kg.week)

8,2 pg TEQ/(m².dag)

21 pg TEQ/(m².dag)

Als industriële emissies een invloed hebben op stedelijke luchtkwaliteit moet ook aan de achtergrondwaarde van PM2,5 van 15,7 µg/m³ getoetst worden. De achtergrondconcentraties worden immers bepaald door de som van alle sectoren, incl. industrie.

De luchtkwaliteit moet beoordeeld worden zowel t.o.v. jaargemiddelden, daggemiddelden, uurgemiddelden als aantal overschrijdingen (afhankelijk van de polluent). De beoordeling van het effect van het plan of project gebeurt in verschillende stappen:

  • Eerst wordt – voor elke te toetsen locatie - de bijdrage van het plan of project berekend, uitgedrukt in µg/m³. Dit is het verschil tussen de immissiewaarde in de geplande situatie en de referentiesituatie. Deze bijdrage moet in het MER weergegeven worden aan de hand van een verschilkaart (bij voorkeur) of in tabelvorm.
  • Vervolgens wordt de procentuele bijdrage bepaald aan de jaargemiddelde toetsingwaarden uit bovenstaande tabel. Dit resulteert op basis van het beoordelingskader in een tussenscore.
  • Tenslotte gebeurt nog een correctie door de eindbeoordeling te verzwaren als er een inname is van 80% van de milieukwalititeitsnorm in de geplande situatie.

Daarnaast moet ook nagegaan worden of het plan of project aanleiding geeft tot bijkomende overschrijding van de daggemiddelde en/of uurgemiddelde waarden. Een “gemiddelde” waarde geeft geen volledig beeld van de mogelijke effecten, het is dan ook belangrijk dat eveneens een “worst case situatie” (meest ongunstige situatie die in werkelijkheid kan voorkomen) beoordeeld wordt. Hierbij moet aangegeven worden in hoeveel % van de tijd dit kan voorkomen.

Volgend beoordelingskader moet toegepast worden op alle plaatsen die beoordeeld moeten worden volgens de Kaderrichtlijn Lucht:

Invloed op omgeving


 


Tussenscore


Eindscore na correctie

Geen overschrijding na realisatie plan/project van 80% van de MKN?

Overschrijding na realisatie plan/project van 80% van de MKN?

Plan/project zorgt voor daling X van immissie


X > 10% van de MKN

+3

+3

+2

X > 3% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

+2

+2

+1

X > 1% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

+1

+1

0

Plan/project heeft geen of zeer beperkte bijdrage aan immissie

X ≤ 1% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

0

0

0

Plan/project zorgt voor stijging X van immissie



X > 1% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

-1

-1

-2

X > 3% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

-2

-2

-3

X > 10% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

-3

-3

-3

  • Met X: gemiddelde berekende immissiebijdrage en/of aantal overschrijdingen;
  • MKN: milieukwaliteitsnorm (huidige grenswaarde en toekomstige streef-/grenswaarde);
  • Wanneer de MKN niet kan bepaald worden, is de tussenscore gelijk aan de eindscore.

Het beoordelingskader is gekoppeld aan de verplichting tot het onderzoeken van milderende maatregelen.

Voor percentielen wordt er geen afzonderlijk beoordelingskader voorzien. De deskundige bepaalt de immissiebijdrage of het aantal overschrijdingen en beoordeelt op basis van expert judgement de noodzaak aan milderende maatregelen.

Beoordeling blootstelling

Eveneens is een beoordeling van de blootstelling nodig. Hiervoor moet minstens het aantal personen ingeschat worden dat blootgesteld wordt aan een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen.

Cumulatieve effecten

Cumulatieve effecten moeten in het MER onderzocht en beoordeeld worden. 




1 Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa

  • Geen labels