Date: Fri, 29 Mar 2024 07:11:12 +0100 (CET) Message-ID: <2094904.23405.1711692672789@confluence-pr-1.vm.cumuli.be> Subject: Exported From Confluence MIME-Version: 1.0 Content-Type: multipart/related; boundary="----=_Part_23404_374523182.1711692672789" ------=_Part_23404_374523182.1711692672789 Content-Type: text/html; charset=UTF-8 Content-Transfer-Encoding: quoted-printable Content-Location: file:///C:/exported.html
Zoals eerder aangegeven (zie Doel milieueffectrapport= age) is milieueffectrapportage (m.e.r.), in welke vorm dan ook (dus via= milieueffectrapporten, ontheffingsnota's of screeningsnota's) erop gericht= het milieubelang zijn rechtmatige plaats te geven in de besluitvorming. Mi= lieueffectrapportage staat met andere woorden steeds ten dienste va= n de besluitvorming, of ze nu betrekking heeft op een project, een= plan of een programma, en wat ook de ernst van de effecten is.
Het DABM stelt met betrekking tot het thema 'doorwerking in de besluitvo= rming' in artikel 4.1.7: "De overheid houdt bij haar besli= ssing over de voorgenomen actie, en in voorkomend geval ook bij de= uitwerking ervan, rekening met het goedgekeurde rapport o= f de goedgekeurde rapporten en met de opmerkingen en commentaren die daarov= er werden uitgebracht.
Zij motiveert elke beslissing over de voorgenomen actie in het bijzo= nder op volgende punten:
Milieueffectrapportage heeft ook een duidelijke beleidsondersteunende fu= nctie. Onder meer via de milieueffectrapportage bewaakt de overheid de comp= atibiliteit van initiatieven (plannen of projecten) met het door haar gevoe= rde milieubeleid.
In de regelgeving is de relatie tussen project-m.e.r. en besluitvorming = verankerd in het kader van het verlenen van omgevingsvergunningen. Voor pro= ject-m.e.r.-plichtige activiteiten (cf. bijlage I, bijlage II en bijlage II= I bij het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2014) kan pas een = vergunning worden verkregen nadat een MER werd opgesteld of ontheffing werd= verleend of een project-m.e.r.-screeningsnota werd opgesteld. Voo= r projecten die niet vergunningsplichtig zijn, zijn er geen verplichtingen = op het vlak van project-m.e.r..
Plan-MER's of plan-m.e.r. screeningsnota's worden opgemaakt in h= et kader van een (meestal) in de regelgeving vastgelegd besluitvormingstraj= ect voor plannen en programma's. Het gaat zowel om plannen of prog= ramma's met een strategisch karakter (bv. het kiezen voor of amenderen van = bepaalde beleidsopties) als om plannen met een duidelijk operationeel en we= ttelijk vastgelegd karakter (vb. het vastleggen van bestemmingen in een RUP= ). In al die gevallen vormt het plan-MER of de screeningsnota een element b= ij de besluitvorming met betrekking tot het plan of programma.
Vaak kan besluitvorming gezien worden als een proces in verschillende st= appen, van strategisch naar operationeel. De manier waarop= dit proces vorm krijgt, wordt soms ook een 'getrapte aanpak' genoemd. Bij = deze aanpak hoort ook een getrapte milieueffectenbeoordeling.
Het basisprincipe van een getrapte aanpak is eenvoudig: de milie= ueffectenbeoordeling gebeurt in verschillende achtereenvolgende fasen, waar= bij in elke fase de beoordeling qua detailniveau niet verder gaat dan wat m= ogelijk en verdedigbaar is gezien de mate van detail waarin het initiatief = zelf uitgewerkt is en gezien de beslissing die het initiatief moet onderste= unen. Zie ook deel Tiering - Diepgang= en detailniveau van het milieueffectenonderzoek.
Een voorbeeld uit de ruimtelijke planvorming kan dit verduidelijken. Bij= ruimtelijke planvorming kan men doorgaans een progressie vaststellen van p= lanvorming via strategische instrumenten (bv. ruimtelijke beleidsplannen) o= ver programmatorische instrumenten naar uitvoeringsinstrumenten (bv. RUP's)= en ontwerpinstrumenten (bv. ontwerpplannen). In een ideale situatie doorlo= opt het plan deze getrapte besluitvorming en wordt op elk van de beslissing= sniveaus rekening gehouden met een specifiek voor dat niveau geschikte mili= eueffectrapportage: van (strategisch) plan-MER over plan-MER tot project-ME= R.
In alle gevallen is het belangrijk in gedachten te houden dat m.= e.r. de besluitvorming ondersteunt, maar ze niet dicteert. Het MER= , de ontheffingsnota of de screeningsnota levert informatie aan met betrekk= ing tot de effecten op het milieu van een plan of project of zijn mogelijke= alternatieven. Die informatie wordt door de besluitvormer mee in overwegin= g genomen bij zijn autonome afweging van verschillende belangen; het milieubelang is daarbij maar =C3=A9=C3=A9n belang naast bijvoorb= eeld financi=C3=ABle, economische, sociale of maatschappelijke belangen. W= =C3=A9l is het zo dat het MER en de m.e.r.-procedure, door hun publieke kar= akter, vaak een deel worden van het maatschappelijk debat over het plan of = project, en daarbij dus een belang krijgen (ook voor de besluitvorming) dat= hun belang in de enge zin overstijgt.
De manier waarop een milieueffectbeoordeling doorwerkt in de besluitvorm=
ing kan verschillende vormen aannemen. In een aantal gevallen kan het onder=
zoek informatie aandragen die er toe leidt dat beslist wordt een bepaald pl=
an of project niet uit te voeren, omdat de effecten ervan =
te negatief zijn en/of de kosten om deze effecten te voorkomen of te milder=
en te hoog. In een aantal andere gevallen zal uit het onderzoek blijken dat=
de milieugevolgen van het plan of project verwaarloosbaar zijn, zodat het =
initiatief ongewijzigd kan uitgevoerd worden. In de
Die handvaten kunnen verschillende vormen aannemen. Vaak ontstaat
In eenvoudigere situaties blijft het plan of project tijdens het= m.e.r.-proces ongewijzigd, maar resulteert dit proces wel in het formulere= n van maatregelen die erop gericht zijn de ge=C3=AFdentificeerde e= ffecten te voorkomen of te milderen. Het MER is dan een onderdeel van het o= ntwerpen van een plan of een project. De doorwerking in de besluitvorming b= estaat er dan in dat deze maatregelen een vertaling vinden onder vorm van v= oorwaarden in de omgevingsvergunning (in het geval van een project) of van = een actieprogramma waartoe de initiatiefnemer zich engageert (in het geval = van een (overheids)plan of beleidsinitiatief) om de beoogde mildering daadw= erkelijk te bereiken. Uiteraard kan de mildering of het voorkomen van de ne= gatieve effecten ook bekomen worden doordat de initiatiefnemer wijzigingen = doorvoert aan het plan of project, bijvoorbeeld door bij een RUP de afbaken= ing of de voorschriften aan te passen.
Met name de doorwerking in de vergunningsvoorwaarden en in de afbakening= en voorschriften van een RUP is van belang bij de formulering van milderen= de maatregelen in een MER. In deel Milderende Maatregelen wordt hier dieper op in= gegaan. Opdat milderende maatregelen uit een MER geen dode letter zouden bl= ijven (omdat ze door besluitvormers als bijvoorbeeld onnuttig, vaag of niet= realistisch worden beschouwd) verdient het aanbeveling dat mildere= nde maatregelen tijdens de eindfase van de m.e.r. zoveel mogelijk worden af= getoetst met de verschillende betrokken partijen, uiteraard zonder= dat de onafhankelijkheid van de MER-deskundige hierbij in het gedrang komt= .
M.e.r. bestudeert de voor- en nadelen van een plan of project vanuit een= milieustandpunt (zie ook Deel Kenmerke= n en doel van milieueffectrapportage). Naar studies met betrekking tot = andere thema's (landbouweffecten, externe veiligheid, kosten/baten, =E2=80= =A6) kan informatief wel verwezen worden, maar het is niet de bedoeling dat= deze informatie in het MER mee verwerkt wordt om tot een integrale belange= nafweging te komen die steunt op andere dan milieucriteria. In= het kader van de project-m.e.r.-richtlijn (2014/52/EU) dient ook de kwetsb= aarheid van het project voor risico's op zware ongevallen en/of rampen die = relevant zijn voor het project in kwestie, onderzocht te worden.
Vaak ondersteunt de milieueffectrapportage d=
e keuze tussen verschillende alternatieven. Dit is vooral het geva=
l bij plan-MER's, en in mindere mate ook bij project-MER's. Bij ontheffings=
aanvragen en zeker bij m.e.r.-screenings is keuze tussen verschillende alte=
rnatieven meestal niet aan de orde. De uiteindelijke beslissing van de init=
iatiefnemer om voor een bepaald alternatief te kiezen (of, als er geen alte=
rnatieven zijn, te beslissen of een plan of project doorgaat) houdt echter =
zelden enkel rekening met de m=
ilieuaspecten. Het meest milieuvriendelijke alternatief is met andere woord=
en niet per definitie gelijk aan het (integrale) voorkeursalternatief.
Om tot een definitieve keuze of beslissing te komen is dus een a= fweging nodig die rekening houdt met meerdere aspecten. Elke initi= atiefnemer maakt zijn eigen afweging. Voor priv=C3=A9-initiatiefnemers zull= en zaken als kostprijs, effectiviteit en technische haalbaarheid belangrijk= e elementen zijn om voor een bepaalde oplossing te kiezen. Bij overheidsini= tiatiefnemers mag men er van uitgaan dat er een bredere belangenafweging pl= aatsvindt, waarbij naast milieuaspecten (aangebracht in het kader van de mi= lieueffectrapportage) ook bv. maatschappelijk draagvlak en de (maatschappel= ijke) kosten-batenverhouding een rol spelen.
Die belangenafweging wordt niet altijd ge=C3=ABxpliciteerd en geformalis= eerd. Bij een plan of project dat met publieke middelen wordt gefinancierd = en dat aanzienlijke (maatschappelijke en/of andere) consequenties heeft, is= dit nochtans nodig en soms ook verplicht (bv. bij het vastleggen van een R= UP wordt een materi=C3=ABle en formele motivatie gevraagd).
Als de afweging op een gestructureerde manier plaatsvindt, bestaat vaak = de neiging deze deel te laten uitmaken van het MER, bij gebrek aan een ande= r formeel beslissingsondersteunend document waar deze afweging een plaats z= ou moeten vinden. In de praktijk gebruikt men het MER, om de bredere beleid= sbeslissing te formaliseren of minstens te onderbouwen. Op die manier verva= agt de scheidingslijn tussen de milieu-argumenten (eigen aan milieueffectra= pportage) en de andere argumenten om voor een bepaald alternatief te kiezen= . Om die reden wordt het MER bij voorkeur niet gebruikt als een ins= trument voor integrale afweging.
Dit betekent ook dat het MER geen integrale uitspraak hoeft te doen met = betrekking tot het voorkeursalternatief. Het MER dient enkel een ui= tspraak te doen over de gevolgen voor het leefmilieu van de (redelijke) alt= ernatieven die in het MER aan bod gekomen zijn (of, als er geen al= ternatieven zijn, van het basisplan of -project ), en= hoeft niet in te gaan op zaken als technische of financi=C3=ABle h= aalbaarheid, maatschappelijk draagvlak en dergelijke meer.