Algemeen

De beoordeling van de discipline lucht heeft als doel om de bijdrage van het plan/project aan de luchtkwaliteitsnormen en -doelstellingen in beeld te brengen en op basis hiervan al dan niet milderende maatregelen voor te stellen. Hierbij gebeurt steeds een beoordeling in functie van de luchtkwaliteitsnormen. Deze beoordeling brengt de lokale bijdrage in beeld. Voor polluenten die zich op grote schaal verplaatsen, zoals o.a. de NEC-polluenten (SO2, NOx, VOS, PM2,5 en NH3) is een bijkomende beoordeling nodig in functie van de verwachte emissies.

Het is belangrijk dat de beoordeling op een gestandaardiseerde manier gebeurt. Een degelijk uitgewerkte beoordeling is ook noodzakelijk om bij de verdere besluitvorming op een objectieve en transparante manier verschillende alternatieven met elkaar te kunnen vergelijken en hieruit conclusies te trekken. Dit kan enkel wanneer alle alternatieven op dezelfde manier beschreven werden en de voorkomende effectgroepen op dezelfde wijze werden uitgedrukt. De beoordeling moet hierbij niet bijgesteld worden om voor de verschillende alternatieven tot een onderscheidende bijdrage aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen en -normen te komen. Het is mogelijk dat alle alternatieven een identieke bijdrage hebben.

Een beoordeling van de bijdrage van het plan/project aan de luchtkwaliteitsnormen is voor alle types van milieueffectrapportage nodig, dus zowel op strategisch niveau, planniveau en projectniveau. Die beoordeling moet gebeuren ten opzichte van toekomstige streef- en grenswaarden.4.5 Maatregelen en aanbevelingen

In het Vlaams Luchtbeleidsplan 2030 worden strategische doelstellingen op korte, middellange en lange termijn geformuleerd. Deze strategische doelstellingen worden vertaald in een aantal operationele doelstellingen inzake emissies en luchtkwaliteit en een aantal sectorspecifieke doelstellingen. Om de gezondheidsimpact van luchtvervuiling tot een minimum te beperken moeten de concentraties aan vervuilende polluenten dalen tot onder een bepaald richtniveau.

Op strategisch niveau is ook een inschatting van de emissies nodig i.f.v. de emissiereductiedoelstellingen voor 2030. Voor grote plannen en projecten, zoals bvb. industrieterreinontwikkeling, kan ook op plan- of projectniveau een inschatting van de emissies nodig zijn. Dit zal geval per geval afgewogen worden.

Beoordeling i.f.v. luchtkwaliteit

Waar?

Volgens de Kaderrichtlijn Lucht1 moet de beoordeling van de luchtkwaliteit overal gebeuren met uitzondering van volgende locaties:

  • locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is;
  • op bedrijfsterreinen of terreinen van industriële inrichtingen, waarop alle relevante bepalingen inzake gezondheid en veiligheid op het werk gelden;
  • op de rijbaan van wegen;
  • op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben.

Voor zijbermen van wegen geldt dezelfde interpretatie als voor de middenberm van wegen. Dit wil zeggen dat er geen beoordeling nodig is op deze locatie tenzij voetgangers toegang hebben tot de zijberm. Op alle andere locaties moet er wel een beoordeling van de luchtkwaliteit gebeuren.

Welke toetsingswaarde?

Voor luchtkwaliteit kunnen zeer veel verschillende toetsingswaarden vooropgesteld worden. In elk geval wordt getoetst aan wettelijke normen voor Vlaanderen. Als Europa grenswaarden voor de toekomst bepaalt maar deze nog niet doorvertaald zijn in de Vlaamse regelgeving, moet getoetst worden aan deze Europese waarden. Er dient niet enkel getoetst te worden aan de huidige immissiegrenswaarden in Vlarem en de Europese richtlijnen maar ook aan toekomstige gedefinieerde streef- en grenswaarden. Zo werd de nieuwe luchtkwaliteitsrichtlijn op 14 oktober 2024 goedgekeurd door de Raad van de Europese Unie. In deze richtlijn worden de luchtkwaliteitsnormen die tegen 2030 ook in Vlaanderen gehaald moeten worden verstrengd. Deze richtlijn wordt uiterlijk tegen eind 2026 omgezet in Vlaams milieurecht. In zowel plan- als project-MERs moet getoetst worden aan de luchtkwaliteitsnormen 2030 (zie Richtlijn EU/2024/2881, bijlage I, tabel 1). 

Voor dioxines en PCB’s werden drempelwaarden afgeleid waaraan getoetst moet worden. Ook voor PFAS werden drempelwaarden afgeleid in zwevend stof en in depositie

Wanneer modelleren?

In kader van milieueffectrapportage moeten enkel overdrachtsberekeningen gebeuren voor die polluenten waarvan verwacht kan worden dat de impact op de luchtkwaliteit niet verwaarloosbaar is.  Om deze polluenten te identificeren, geven we enkele criteria mee. De deskundige kan hiervan afwijken mits motivatie. Als voldaan wordt aan 1 van de onderstaande voorwaarden, moeten impactberekeningen gebeuren.

  • polluenten waarvoor de totale atmosferische emissievracht op jaarbasis groter is dan 1/10 van de drempelvrachten voor opname in het integraal milieujaarverslag
  • polluenten waarvoor de gemeten waarde in de omgeving groter is dan 80% van de milieukwaliteitsnorm, inclusief luchtkwaliteitsnorm 2030  
  • zeer zorgwekkende stoffen

Hoe beoordelen?

De luchtkwaliteit moet beoordeeld worden t.o.v. de luchtkwaliteitsnormen. Afhankelijk van de polluent kan dit gaan om jaargemiddelden, daggemiddelden, uurgemiddelden en/of aantal overschrijdingen. De beoordeling van het effect van het plan of project gebeurt in verschillende stappen:

  • Eerst wordt – voor elke te toetsen locatie - de bijdrage van het plan of project berekend, uitgedrukt in µg/m³. Dit is het verschil tussen de immissiewaarde in de geplande situatie en de referentiesituatie. Deze bijdrage moet in het MER weergegeven worden aan de hand van een verschilkaart (bij voorkeur) of in tabelvorm.
  • Vervolgens wordt de procentuele bijdrage bepaald aan de jaargemiddelde toetsingswaarden, zowel de huidige als de toekomstige. Voor plannen en projecten die pas na 2030 gerealiseerd worden, mag uitsluitend getoetst worden aan de luchtkwaliteitsnormen 2030.
  • Tenslotte wordt een score gekoppeld aan deze procentuele bijdrage via onderstaand beoordelingskader. 

Daarnaast moet ook nagegaan worden of het plan of project aanleiding geeft tot bijkomende overschrijding van de daggemiddelde en/of uurgemiddelde waarden. Een “gemiddelde” waarde geeft geen volledig beeld van de mogelijke effecten, het is dan ook belangrijk dat eveneens een “worst case situatie” (meest ongunstige situatie die in werkelijkheid kan voorkomen) beoordeeld wordt. Hierbij moet aangegeven worden in hoeveel % van de tijd dit kan voorkomen.

Volgend beoordelingskader moet toegepast worden op alle plaatsen die beoordeeld moeten worden volgens de Kaderrichtlijn Lucht:

Invloed op omgeving

Score

Plan/project zorgt voor daling X van immissie

X > 10% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen+3
X > 3% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen+2

X > 1% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

+1

Plan/project heeft geen of zeer beperkte bijdrage aan immissie

X ≤ 1% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

0

Plan/project zorgt voor stijging X van immissie


X > 1% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

-1

X > 3% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

-2

X > 10% van de MKN of toegelaten aantal overschrijdingen

-3

  • Met X: gemiddelde berekende immissiebijdrage en/of aantal overschrijdingen;
  • MKN: milieukwaliteitsnorm (huidige grenswaarde en toekomstige streef-/grenswaarde). Voor plannen en projecten die pas na 2030 gerealiseerd worden, mag uitsluitend getoetst worden aan de luchtkwaliteitsnormen 2030.

Voor percentielen wordt er geen afzonderlijk beoordelingskader voorzien. De deskundige bepaalt de immissiebijdrage of het aantal overschrijdingen en beoordeelt op basis van expert judgement de noodzaak aan milderende maatregelen.

Milderende maatregelen?

Het onderzoeken van milderende maatregelen is gekoppeld aan de scores uit het beoordelingskader, in combinatie met de concentratie van zowel de huidige situatie (indien relevant) als die in 2030 van de beoordeelde polluent.

Beoordeling van het effect

Koppeling met milderende maatregelen

locaties met concentratie ≤ 80% MKN

locaties met concentratie > 80% MKN

-1beperkt negatiefonderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingender moet onderzoek gebeuren naar milderende maatregelen
-2negatiefer moet onderzoek gebeuren naar milderende maatregelener moet onderzoek gebeuren naar milderende maatregelen
-3aanzienlijk negatiefer moeten in elk geval milderende maatregelen voorgesteld wordener moeten in elk geval milderende maatregelen voorgesteld worden

Hoe negatiever de effecten en de concentratie, hoe meer inspanningen er geleverd moeten worden bij het zoeken naar milderende maatregelen. Voor de geselecteerde milderende maatregelen, moet ook het resteffect in beeld gebracht en beoordeeld worden. Indien er geen milderende maatregelen voorgesteld kunnen worden, dient dit gemotiveerd te worden.

Voor percentielen moet onderzoek naar milderende maatregelen gebeuren vanaf een bijdrage van een extra uur of dag (bij toets aan uur- en daggemiddelden). Ook beleidsmatige randvoorwaarden kunnen aanleiding geven tot onderzoek naar milderende maatregelen.

Indien er maatregelen nodig zijn op basis van de bijdrage en de concentratie in 2030, kunnen ook maatregelen voorgesteld worden die pas tegen 2030 geïmplementeerd zullen worden.

Zie deel 4.5 voor meer informatie over mogelijke maatregelen en aanbevelingen. 

Beoordeling i.f.v. uitstoot van polluenten

Wanneer?

Voor polluenten die zich op grote schaal verplaatsen, zoals o.a. de NEC-polluenten (SO2, NOx, VOS, PM2,5 en NH3) en CO2 is een bijkomende beoordeling nodig van de omvang van de verwachte emissies. Een beoordeling op basis van de luchtkwaliteitsnormen alleen is niet voldoende, omdat deze de lokale bijdrage weergeeft en minder relevant is voor de impact van polluenten op grotere schaal. Door de verre verspreiding van deze polluenten is de kans reëel dat de uitstoot een beperkte impact heeft op de directe omgeving, maar wel een relevante bijdrage levert aan de achtergrondconcentraties in de regio.

Hoe beoordelen?

Voor alle types van milieueffectrapportage is een inschatting van de verwachte emissies ten gevolge van het plan/project nodig. Indien de emissies ten gevolge van het plan/project de drempelwaarde uit het IMJV overschrijden, is er sprake is van een relevante emissie. De drempels worden weergegeven in onderstaande tabel.

PolluentDrempelwaarde IMJV (ton/jaar)

SO2

100

NO2

50

VOS

20

NH3

10

PM2,5

10

Milderende maatregelen?

Vermits niet éénduidig bepaald kan worden wanneer een emissie als aanzienlijk beschouwd kan worden, moet er in alle gevallen de reflex zijn om te onderzoeken of beperking van emissies mogelijk is.

Indien er sprake is van relevante emissies is een grondig onderzoek naar mogelijke maatregelen om de uitstoot te beperken noodzakelijk, zeker in kritische regio’s (met een hoge achtergrondconcentratie).

Voor industriële plannen/projecten wordt in het kader van het NEC-reductiebeleid gewerkt met kosteneffectiviteit van de maatregel als criterium, dit is de verhouding van de jaarlijkse kostprijs van de maatregel tot de jaarlijkse reductie. Voor stationaire bronnen werd in het luchtbeleidsplan per polluent bepaald tot welke eenheidsreductiekost maatregelen moeten genomen worden: 3,3 €/kg voor SO2, 8,6 €/kg voor NOx, 8,0 €/kg voor PM2,5 en 6,6 €/kg voor VOS.

De kosteneffectieve richtwaarden uit het Luchtbeleidsplan 2030 worden gebruikt om richting te geven aan het generieke Vlaamse kosteneffectieve emissiereductiebeleid om de Vlaamse en Europese luchtkwaliteitsdoelstellingen en de NEC emissieplafonds te realiseren. Deze richtwaarden kunnen  niet zomaar gehanteerd worden om te beoordelen of een maatregel BBT is. Maatregelen die in de BBT-conclusies steeds geïdentificeerd zijn als "algemeen toepasbaar" of expliciet als BBT opgenomen zijn, worden geacht toegepast te worden. Voor maatregelen die niet in alle gevallen BBT zijn, kunnen de kosten berekend worden t.o.v. de milieuwinst om aan te tonen of die maatregel effectief BBT is voor de installatie in kwestie. Hiervoor kan verwezen worden naar de Leidraad BBT op bedrijfsniveau opgesteld door VITO.

Zie deel 4.5 voor meer informatie over mogelijke maatregelen en aanbevelingen. 

Cumulatieve effecten

Cumulatieve effecten moeten in het MER onderzocht en beoordeeld worden. 




1 Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa

  • No labels